...

In de commissie sociale zaken ligt een wetsvoorstel op tafel ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden en het sociaal statuut van de artsen in opleiding in België. Dit wetsvoorstel handelt over meerdere lang bestaande pijnpunten in de sociale bescherming en werkomstandigheden van de meer dan 8500 Belgische artsen in opleiding. Graag wensen de Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (VASO) en het Huisartsen-in-opleiding overleg platform (HOP) hun gezamenlijk standpunt aangaande de uitrol van een volledige sociale bescherming binnen het statuut van de arts-specialisten in opleiding (ASO) en huisartsen in opleiding (HAIO) kenbaar te maken. De Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (VASO) strijdt al jaren voor het bekomen van uniforme arbeidsvoorwaarden en een sociale bescherming voor ASO's. Met het akkoord dat binnen de nationale paritaire commissie artsen-ziekenhuizen (NPCAZ) gesloten werd op 19/05/2021 werd reeds een eerste aanzet hiertoe gedaan door minimale arbeidsvoorwaarden vast te leggen, maar hiermee zijn niet alle problemen van de baan. Er werd tevens het engagement aangegaan om in een tweede fase de sociale bescherming vorm te geven, dewelke in het huidige sui generis-statuut zeer beperkt is. Daar waar voor HAIO's al enige tijd uniforme arbeidsvoorwaarden vastgelegd zijn in de schoot van het ICHO, hebben zij op bepaalde niveaus beperktere arbeidsvoorwaarden dan de collega's arts-specialisten in opleiding, ook sinds het vastleggen van het recente akkoord. Verder is de sociale bescherming voor HAIO's en ASO's echter zo goed als onbestaande, binnen het sui generis-statuut. Vanuit politieke hoek wordt reeds sinds 20 jaar een revisie en verbetering van dit statuut beloofd. Echter met de huidige ontwikkelingen in het gezondheidsbeleid, de pandemie en ook de onderwijskwaliteit van onze artsen in opleiding, lijkt ons dit nu prioritair. Enquêtes bij jonge artsen tonen ook aan dat er een grote vraag is naar een betere sociale bescherming op verschillende domeinen. Binnen dit gegeven kunnen er drie prioritaire punten vastgelegd worden. De VASO en het HOP vragen met aandrang dat de jaren gepresteerd als ASO en HAIO meegeteld worden als gewerkte jaren in de berekening van de pensioenleeftijd. Dit kan zonder dat hier een rechtstreekse verhoging van het pensioen aan gekoppeld wordt en aldus ook zonder een extra bijdrage van de ASO's en HAIO's. Dit is wel een belangrijk gegeven voor diegenen die nadien in loonverband tewerkgesteld zullen worden binnen de ziekenhuizen, wijkgezondheidscentra of andere instellingen. De VASO en HOP vragen om een systeem uit te werken voor een degelijke pensioenopbouw. Hiervoor lijken verschillende pistes mogelijk, zowel via de eerste als de tweede pijler in het pensioenstelsel of kan er gekeken worden naar oplossingen zoals voor andere sectoren ingevoerd werden. Tot slot wint de mogelijkheid van een werkloosheidsuitkering voor ASO's en HAIO's aan belang. Er is een progressieve toename in de problematiek van werkloosheid binnen bepaalde disciplines, alsook wanneer (steeds meer) ASO's en HAIO's hun opleiding voortijdig stopzetten of wanneer zij door omstandigheden 'tijdelijk werkloos' zouden worden in hun opleiding.Daarnaast wensen we de vraag te stellen om ook de andere sociale voordelen, zoals recuperatie van gewerkte feestdagen, de mogelijkheid tot palliatief verlof en klein verlet, dewelke opgenomen werden in het nieuw akkoord voor de ASO's ook toe te passen voor de HAIO's. VASO en HOP zien immers geen reden waarom hier een onderscheid gemaakt zou worden tussen arts-specialisten in opleiding en huisartsen in opleiding. Ook in de verbetering van de arbeidsomstandigheden van artsen in opleiding dienen verdere stappen genomen te worden. Zo dient de referteperiode ter berekening van de gemiddelde arbeidsduur best van 13 naar 4 weken teruggebracht te worden om de afstemming met de loonberekening en te grote schommelingen in de arbeidsduur (die wettelijk tot 72u per week kan uitgevoerd worden) tegen te gaan. Ook de splitsing van de rol opleider (stagemeester) en werkgever dient gesplitst te worden bij de specialisten in opleiding (net zoals voor de huisartsen in opleiding). Nu is het zo dat deze opleider ook rechtstreeks verantwoordelijk is voor het 'valideren' van werkuren en de uitbetaling ervan. Dat zorgt op het terrein voor meerdere conflicten die niet opgelost geraken en is geen gezonde leeromgeving.Tot slot wensen de artsen in opleiding al lang een centrale ombudsfunctie te installeren om de problemen op het terrein onafhankelijk te melden, om zo de overheid en controlerende instanties te voorzien van informatie die een potentieel effect op de opleiding en kwaliteit van zorg kunnen hebben.