...

Bij myopie of bijziendheid valt het scherpe beeld van verre objecten vóór het netvlies en niet op het netvlies, zoals het zou moeten. Het beeld dat wel op het netvlies terechtkomt, is daardoor onscherp. Naar schatting draagt 43% van de jonge mensen tussen 10 en 29 jaar in westerse landen nu al een bril of contactlenzen om bijziendheid te corrigeren. Over enkele jaren zal dat 50% zijn. Azië heeft echter twee decennia voorsprong op ons. Wat daar gebeurt, is een voorafspiegeling van wat ons te wachten staat als er geen grootschalige preventieve maatregelen worden genomen: 75 tot 90% van de Aziatische jongeren tussen 10 en 29 jaar is bijziend. Waarom is Azië zo hard getroffen? "Dat heeft te maken met de druk die daar op jongeren wordt uitgeoefend om zich aan hun studies te wijden", zegt dr. Tania Barlet, die als oogarts gespecialiseerd is in neuro-oftalmologie en glaucoom. Ze wijst erop dat de talrijke intellectuele en artistieke activiteiten waar Aziatische kinderen en jongeren mee bezig zijn, een beroep doen op het zicht van dichtbij, ten koste van het zicht op langere afstand. Het effect van deze educatieve druk op de prevalentie van bijziendheid is intussen wereldwijd voelbaar, zij het vooral in westerse landen. Tegelijkertijd stappen kinderen en jongeren meer en meer af van sportbeoefening en andere activiteiten in de buitenwereld. Wat is het verband met bijziendheid? Zoals uit meta-analysen blijkt, zijn de belangrijkste oorzaken van bijziendheid het frequente gebruik van het zicht van dichtbij en een te geringe blootstelling aan natuurlijk licht, meer bepaald het blauwe spectrum - naast genetische factoren. Gezegd mag toch dat men tot op heden meer dan 600 genloci kent die het risico op bijziendheid doen toenemen. Als de vader of de moeder bijziend is, heeft een kind een driemaal hoger risico om bijziend te worden. Zijn beide ouders bijziend, dan is het risico zevenmaal hoger. Dit verklaart uiteraard niet de huidige trend naar een drastische toename van bijziendheid in de bevolking. Dat de hele tijd van dichtbij kijken een kwalijke invloed heeft op het zicht merkte men voor het eerst in Israël. "In vergelijking met de algemene Israëlische bevolking bleek de prevalentie van bijziendheid veel hoger bij jonge geestelijken die uren spendeerden aan het bestuderen van de heilige geschriften", vertelt Tania Barlet. Intussen zijn er andere factoren bij gekomen die ervoor zorgen dat we aanzienlijk meer van dichtbij zijn gaan kijken, zoals het intensieve gebruik van het computerscherm, dat op een afstand van enkele tientallen centimeters bekeken wordt, en nog meer het gebruik van smartphones, die op 25 tot 30 cm van de ogen worden gehouden. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, speelt het licht dat door schermen wordt verspreid geen rol in het ontstaan van bijziendheid. Niet alleen de Israëlische geestelijken en hun boeken vormen een sprekend voorbeeld. "Studenten geneeskunde zitten in hetzelfde schuitje", weet dr. Barlet. "Zij lezen vele jaren in hun cursussen, wat verklaart waarom bijziendheid bij hen veel frequenter voorkomt dan bij studenten die een korter curriculum doorlopen. Argumenten genoeg om te concluderen dat het gebruik van het zicht van dichtbij één van de belangrijkste oorzaken is van de snel stijgende incidentie van bijziendheid, samen met de gebrekkige blootstelling aan natuurlijk licht. Toch worden nog andere mogelijke factoren bestudeerd, zoals een gebrek aan vitamine D, wat de link legt met gebrek aan daglicht. Hoe komt het dat het zicht van dichtbij het risico op bijziendheid verhoogt? Bijziendheid is eigenlijk te wijten aan een te groot oog: de axiale doormeter van het oog, die wordt gemeten tussen de cornea en het netvlies, is te lang. Net daarom valt het scherpe beeld, zoals gezegd, niet op het netvlies, maar een klein beetje vóór het netvlies. "Men is er trouwens lang van uitgegaan dat bijziendheid een groeistoornis is, wat moest verklaren waarom de afwijking tot uiting komt tussen de leeftijd van zeven en tien jaar. Men weet intussen dat de twee andere, hogergenoemde factoren in overweging moeten worden genomen", aldus Tania Barlet. De vraag rijst waarom een intensief gebruik van het zicht van dichtbij de afstand tussen de cornea en het netvlies doet toenemen. Voor het ogenblik bestaat er daarover enkel een hypothese: de contractie van de musculus ciliaris, die het mogelijk maakt in te zoomen op een voorwerp dat dicht bij onze ogen staat, zou gepaard gaan met de vrijlating van groeifactoren (cytokines, BMPs, TGF-ß, VEGF, ...), die de textuur van de choroidea en de sclera beïnvloeden. "Buiten deze hypothese om beschikken we over geen enkel biomechanisch denkschema dat kan verklaren waarom het zicht van dichtbij de axiale doormeter van het oog doet toenemen", licht de geïnterviewde toe. De rol van een te geringe blootstelling aan het daglicht - de andere belangrijke oorzaak waaraan meta-analysen de toenemende prevalentie van bijziendheid toeschrijven - kan gemakkelijker worden verklaard. Als ultraviolet licht invalt op het netvlies, zou dit de groei van het oog afremmen. Het remmende mechanisme wordt dus belemmerd door een gebrek aan daglicht. Recente prospectieve studies geven aanwijzingen dat men bij kinderen die te weinig naar buiten gaan, een gunstig effect kan bereiken door in klassen en refters een sterkere verlichting (10.000 lux) aan te brengen. De snelle opmars van bijziendheid is een gezondheidsprobleem dat enige ongerustheid opwekt. Om de schade te beperken, zijn preventieve maatregelen mogelijk, want de twee belangrijke causale factoren die we kennen, kunnen worden aangepakt. "Een eerste belangrijke maatregel bestaat erin jongeren aan te moedigen om meer buitenactiviteiten op te nemen", zegt Tania Barlet. "Men heeft kunnen aantonen dat het risico op bijziendheid kan worden beperkt als jonge mensen alle dagen twee uur aan daglicht worden blootgesteld." Een andere aanbeveling bestaat er uiteraard in het schermgebruik te beperken. Informatiecampagnes van het European Vision Institute geven aan dat een kind jonger dan twee jaar helemaal niet mag worden blootgesteld aan het scherm van een tablet of een smartphone. Bij kinderen tussen twee en vijf jaar moet de blootstelling worden beperkt tot 45 minuten per dag. Tussen vijf en twaalf jaar, niet meer dan twee uur. "Jongeren hun gsm proberen te ontzeggen, is een slag in het water", oordeelt Tania Barlet. "Het is nuttiger informatiecampagnes op te zetten ter attentie van ouders en jongeren, om een vergelijk te vinden. Een smart-tv, bijvoorbeeld - een tv die geconnecteerd is op het internet, dus - maakt het mogelijk verder Facebook of Instagram te gebruiken terwijl men verder van het scherm zit." Internationale instanties bevelen ook aan dat personen die een computer gebruiken, om de twintig minuten een pauze van twee minuten inlassen. De bedoeling is de musculus ciliaris te ontspannen. "Dit advies blijkt moeilijk uitvoerbaar want die veelvuldige pauzes zijn kwalijk voor de concentratie", relativeert dr. Barlet. "Ze zijn beperkend voor studenten en werknemers. Eén pauze van 10 tot 20 minuten om de twee uur kan al een significante afname van bijziendheid teweegbrengen." Volgens sommige studies zou het schadelijker zijn voor het risico op myopie als men een tekst leest die zwart gedrukt is op een witte achtergrond, dan andersom. In Azië is momenteel onderzoek lopende om hierover uitsluitsel te krijgen. Het aantal ernstige vormen van bijziendheid (zes dioptrie of meer) neemt gelijklopend toe met de opmars van bijziendheid in de brede zin. Die ernstige vormen zijn statistisch sterker vatbaar voor complicaties zoals chronisch glaucoom met open hoek, atrofie van de choroïdea, neuropathie en netvliesloslating. Al deze complicaties verhogen het risico op slechtziendheid of zelfs blindheid. Daarom krijgen kinderen met een snel voortschrijdende bijziendheid die op de zes dioptrie afstevent, soms oogdruppels met een atropine-oplossing à 0,01%. Wat is hiervan de bedoeling? De buitensporige contracties van de musculus ciliaris beperken en tegelijk het zicht van dichtbij vrijwaren. Als het zicht van dichtbij onder deze behandeling niet voldoende gehandhaafd blijft, kan een bril met multifocale glazen als ondersteuning worden aangeboden. Rekening houdend met de recentste gegevens is het raadzaam deze behandeling te stoppen bij de leeftijd van 15 jaar, want de toediening van atropine zorgt er in principe voor dat de bijziendheid in de volgende jaren veel minder voortschrijdt dan bij een bijziend kind dat de behandeling niet gekregen heeft. Volgens sommige studies doet dit beleid het voortschrijden van de bijziendheid met 40 tot 45% afnemen. Orthokeratologie is een andere optie. Deze techniek behelst het dragen van speciale rigide of halfrigide lenzen tijdens de nacht. Deze lenzen vlakken de cornea af, waardoor het beeld op het netvlies en niet voor het netvlies valt. Daarmee treedt tijdens een groot gedeelte van de volgende dag een 'natuurlijke' correctie van de bijziendheid op, tot de cornea die afgeplatte vorm verliest. "Orthokeratologie heeft geen genezend effect in die zin dat ze de bijziendheid die al bestond, niet terugdraait", commentarieert dr. Barlet. "Maar onderzoek toont aan dat de ontwikkeling van bijziendheid er na twee tot vier jaar gebruik door afgeremd wordt." Deze methode ontstond zowat veertig jaar geleden, maar werd volledig verlaten toen nieuw materiaal voor het vervaardigen van soepele daglenzen werd ontwikkeld, die beter van zuurstof werden voorzien en daardoor comfortabel bleken. Toch kwam de orthokeratologie recentelijk opnieuw in de belangstelling, omdat sommige mensen er vanuit een modeverschijnsel voor kiezen overdag geen contactlenzen meer te dragen. In het domein van devices bestaan er intussen ook DIMS (Defocus Incorporated Multiple Segments). Dat zijn brilglazen of contactlenzen die uit verschillende segmenten bestaan, teneinde een defocalisering rond de centrale zone van het zicht tot stand te brengen. "Naar verluidt vertraagt dit procedé het voortschrijden van bijziendheid met 45 tot 55%", meldt Tania Barlet. En ten slotte nog dit: studies evalueren momenteel het heilzame effect van multifocale contactlenzen, die het voortschrijden van myopie beter lijken af te remmen dan multifocale brilglazen. In beide gevallen is het doel, nog maar eens, om de contracties van de musculus ciliaris af te zwakken, en zodoende de biochemische factoren die de bijziendheid verergeren, af te blokken.