...

Kunsthistorica Wieteke van Zeil schrijft wekelijks in De Volkskrant een stuk over een detail van een (beeldend) kunstwerk. Ze pikt er een (vaak niet eens opvallend) detail uit en spint daar een web van betekenissen en verhalen omheen waardoor het hele werk in een nieuw daglicht komt te staan.In Dichterbij bundelde ze een eerste keer de rijke oogst van die mini-essays. Vijf jaar later levert ze nu in Altijd iets te vinden een vervolg op die gesmaakte rondleiding door de wereld van de kunst, dit keer met nog meer variatie in afkomst, aard, tijdperk en gender in haar selectie. Het boek opent met een inspirerende inleiding over wat je van kunst kan leren. Deze ouverture alleen al is de moeite van de aanschaf van het boek waard. Van Zeil bakent haarfijn het terrein af: het gaat niet om de mening of je iets mooi of lelijk vindt, maar om het oordeel dat je over een kunstwerk vormt en hoe je dat doet. Vele en uiteenlopende oordelen zijn mogelijk. Een oordeel zegt veel over jezelf, je stemming, je omgeving en je voorgeschiedenis. Kunst kan helpen je daar bewust van te worden. Kunst nodigt uit tot nieuws- gierigheid en verwondering. Bovendien is kunst geduldig. Je mag je tijd nemen om je oordeel te vormen en ja, je mag van idee veranderen. Je mening bijstellen is geen teken van zwakte maar een oefening in autonomie. Samen met Van Zeil naar kunst kijken wordt een oefening in kennisleer: beter kijken, door te leren wat kijken precies inhoudt, en daardoor beter begrijpen. Zodra die epistemologische bakens zijn uitgezet begint een kunstexpeditie zonder weerga. Van Claude Monet tot Marlene Dumas, van Nola Hatterman tot Fra Angelico. Je zoomt mee in op handen, tranen, slobkousen of letters, op onbeduidende verfstreepjes, onbenoembare creaturen of onwaarschijnlijke weerspiegelingen. Telkens weer neemt Van Zeil je mee in een andere wereld en duikt diep in de textuur en de constructie van een beeld, om daarna weer uit te zoomen naar de brede wereld waarin dat specifiek werk staat of hangt en welke betekenis het daarin heeft of gekregen heeft. Als kersen op de taart serveert ze tussendoor nog vijf essays die stuk voor stuk tot nadenken stemmen. Over de kleur van Jezus. Over de achteruit geschoven positie van de vrouw in de kunst. Over sprezzatura ('lossigheydt', zoals ze in de 17de eeuw de schijn van moeiteloosheid noemden). Over creatie en annihilatie. En over het gezicht in het zelfportret. Zo leer je kijken naar kunst en naar kunstenaars en daardoor naar jezelf. Want wat je ziet, dan ben je zelf.