Honderd jaar geleden

...

Fré Dommisse (1900-1971) was zeventien toen ze - in Nederland, tijdens de WOI - werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Bijna honderd jaar later wordt haar lezenswaardige roman, gebaseerd op haar ervaringen in het gesticht, heruitgegeven. Domisse beschrijft zonder oordeel, op een minzame, subtiele en vaak dichterlijke manier, het gedrag, de gedachten en gevoelens van Dé (haar alter-ego) en die van medepatiënten, verpleegsters en dokters. Haar boek is een indringend tijdsbeeld waarin invoelbaar wordt hoe zwaar de omstandigheden in de psychiatrie moeten zijn geweest. Domisse breekt een lans voor de krankzinnigen en wil de kloof tussen normalen en abnormalen dempen. Ze is een verre voorloper van de beweging die het stigma wil doorbreken en pleit voor meer begrip en respect voor iedereen met psychische kwetsbaarheden. Ondanks alle vormen van farmacologie en therapie die inmiddels beschikbaar zijn, is aan haar vraag naar een menselijke gezondheidszorg niets veranderd. Haar roman is een vroeg monument van ervaringsdeskundigheid en na al die jaren nog even aangrijpend en leerrijk. Aan het begin van zijn nieuwste roman geeft Erik Vlaminck mee dat de realiteit helaas vaak de fictie overtreft. Zelf sociaal werker in de psychiatrie in de jaren '70 brengt hij in Iconen die werkelijkheid tot leven. De anti-psychiatrie kwam toen op terwijl psychiatrische patiënten (niet weinigen met vooral een geestelijke beperking) met veel medelijden maar weinig therapeutisch inzicht door broeders bewaakt werden. Een bij wijlen schrijnend verhaal is doordrenkt van het stigma op geestesziekte waarin de hopeloosheid en hulpeloosheid van de patiënten voelbaar is. Vlaminck sleept de lezer mee in een rauwe werkelijkheid maar dankzij zijn mededogen en gevoel voor (zwarte) humor blijft het verhaal verrassend luchtig zonder aan de ernst van de misstanden af te doen. Een thrillerachtige plot verhoogt bovendien het leesplezier, terwijl de eigen kracht van al die kwetsbare mensen achter de krachtige portretten doorschemert. Machtsmisbruik en respectloosheid kleuren een ontluisterend beeld van het leven in de instellingen van die tijd.De 20-jarige briljante wiskundige Alicia Western laat zich in 1972 vrijwillig opnemen in de psychiatrische kliniek Stella Maris. Ze is de zus van Bobby Western, het hoofdpersonage van De passagier van Cormac McCarthy, eerder besproken op deze pagina's. Stella Maris bestaat uitsluitend uit de transcripten van de gesprekken tussen Alicia en haar psychiater en vormt een fascinerend tweeluik met De Passagier. De hallucinaties en wanen die Alicia als Felliniaanse circus-scènes in dat boek beleeft, vormen hier de achtergrond waartegen zij haar denk- en belevingswereld ontplooit. De bizarre, onderhoudende dialogen zijn een woeste intellectuele tocht door wiskunde, fysica en neurologie, langs rouw, trauma en hartstocht - een neerslag van McCarthy's verblijf op het Santa Fé Instituut waar toonaangevende wetenschappers en filosofen zich buigen over de raadsels van de werkelijkheid en het bewustzijn. Ook als je dit niet allemaal begrijpt (en het is wellicht niet allemaal of helemaal te begrijpen, net als poëzie) is het onverminderd mooi, mysterieus, interessant, spannend en spitsvondig.De geneeskunde is doordrongen van het idee dat wat niet 'normaal' is, behandeld moet worden. Te hoge of te lage bloeddruk, te veel of te weinig gewicht kan je nog in getallen uitdrukken, maar het wordt penibel als we normaal of abnormaal gedrag willen onderscheiden, denk aan geestelijke gezondheid of seksuele beleving. Historica Sarah Chaney, onderzoeker aan het Londense Centre for the History of Emotions, gaat op zoek naar de geschiedenis van wat normaal genoemd werd en wordt. Normaal begon (met dank aan de Belg Quetelet) als een statistisch begrip, een wiskundige benadering van de variatie in de werkelijkheid, die aanvankelijk alleen in de natuurwetenschappen werd gebruikt. De wiskundige norm werd gaandeweg doorgetrokken naar een sociale of ethische norm, een misleidende stap van 'zo is het' naar 'zo hoort het'. Dit normatieve begrip van wat normaal is, heeft grote potentie om mensen van elkaar te vervreemden en wie afwijkt te stigmatiseren en uit te sluiten. Chaney verkent de vele aspecten van dat probleem op het kruispunt van geneeskunde, biologie, sociologie en filosofie met als conclusie: 'normale mensen' bestaan niet, variëteit is normaler dan het gemiddelde.