...

Het onderzoek, dat bestaat uit een bevraging van bijna 3.000 huisartsen in de drie Gewesten van het land, is een van de analyses die de Planningscommissie in staat moet stellen het quotum voor artsen in 2029 beter te bepalen. Doel van de studie is om te achterhalen hoe een VTE-huisarts en diens werkweek eruitzien. Door de instroom te verbeteren alleen gaan we er niet geraken: de huisartsen moeten ook hun werkorganisatie bekijken. De ene huisarts is de andere niet, zo blijkt. Oudere huisartsen werken meer dan hun jongere collega's. Huisartsen tussen 55 en 64 jaar rapporteren dat ze gemiddeld bijna 60 uur per week werken. Huisartsen van 25 tot 34 jaar komen - gemiddeld! - net niet aan 50 uur per week. Maar op alle leeftijden hebben de huisartsen iets gemeen: ze werken meer dan hen lief is. Daarnaast zijn er ook verschillen tussen seksen. Vrouwelijke huisartsen houden - niet verrassend - het meeste vast aan een werkweek van 38-40 uur (60% tegenover 40%). Overigens werkt ook bij de vrouwelijke huisartsen niet meer dan 21% effectief minder dan 45 uur per week (13% bij de mannen). Er zijn ook regionale verschillen. Waalse en Vlaamse huisartsen werken evenveel, Brusselse opvallend minder. De analyse gaat dieper in op de regionale verschillen. Is een VTE-huisarts anders in Vlaanderen dan in Brussel? Huisartsen besteden 73% van hun tijd aan consultaties, teleconsultaties en bezoeken. Gemiddeld duurt een consultatie 21 minuten, een bezoek 38 minuten en een teleconsultatie tien minuten. Maar Vlaamse huisartsen doen er beduidend minder lang over dan hun Waalse collega's en zeker dan de Brusselse (zie grafiek). Er zijn ook hier leeftijds- en sekseverschillen. Oudere huisartsen werken een consultatie twee tot drie minuten sneller af dan hun jongere collega's en ook een huisbezoek is korter. Een teleconsultatie duurt dan wel iets langer. Vrouwelijke huisartsen trekken net iets meer tijd per patiënt uit dan hun mannelijke collega's. Hoe huisartsen het kwart van de werkttijd buiten die patiëntencontacten besteden, verschilt ook per gewest. Het opvallendste verschil zit hier in de wachtdienst. Vlaamse huisartsen besteden bijna 7% van hun tijd aan de wachtdienst (3,8% in week en 3,1% in het weekend). Bij Waalse huisartsen is dat een goede 5% (2,9% in de week en 2,3% in het weekend). Bij Brusselse huisartsen neemt de wachtdienst gemiddeld nog geen 3% van hun tijd in beslag (1,4% in de week en evenveel in het weekend). Driekwart van de huisartsen ervaart de werkdruk als hoog of zeer hoog. Vooral het type praktijk bepaalt hoe zwaar de werkdruk weegt. Van de huisartsen die solo werken, vindt 29% de druk zeer hoog, tegenover 21% à 22% van de artsen in een groepspraktijk - al dan niet multidisciplinair. Artsen die in het forfaitaire systeem werken, voelen de minste druk (maar 12% ervaart die als zeer hoog; dubbel zoveel in het forfaitaire systeem als in de verschillende praktijkvormen in de prestatiegeneeskunde beschouwt de druk als evenwichtig: 44% tegenover 20-24%). Van de huisartsen wil 29% wel van praktijkvorm veranderen. Dat is voor 40% het geval bij artsen die solo werken, tegenover 15% van de artsen die in een multidisciplinaire groepspraktijk aan de slag zijn. Van de huisartsen in een monodisciplinaire groepspraktijk of in de forfaitaire geneeskunde ziet 27% heil in een andere praktijkvorm. Voor soloartsen is het alternatief in de regel een groepsprakijk. Huisartsen die in een monodisciplinaire praktijk werken, kijken uit naar een overstap naar een multidisciplinaire praktijk. Dat artsen die in een groepspraktijk werken (ook forfaitair) graag solo zouden willen beginnen, komt voor - maar wel veel minder. Covid veranderde de consultaties. Er kwam nog meer 'administratief' werk: briefjes maken, formulieren invullen. Mensen kwamen met meer zorgvragen tegelijk en vaker met psychologische problematiek. Een aantal van die veranderingen zijn blijvend, verwachten huisartsen. Maar een derde gelooft dat er opnieuw meer tijd zal vrijkomen voor preventie. Slechts een kwart van de huisartsen neemt nog nieuwe patiënten aan zonder beperkingen. De meeste huisartsen (58%) doen dat enkel nog voor gezinsleden van bestaande patiënten, bijvoorbeeld, of patiënten uit een omschreven gebied. Ongeveer een vijfde hanteert een volledige patiëntenstop - met nogal wat variatie tussen en binnen de regio's (zie kaartje).