...

Prof. Laga is een van de stuwende krachten binnen het ITG. Medio dit jaar zal ze met pensioen gaan. "Tja, het moet nu eenmaal als je 65 jaar oud wordt", stelt ze veelzeggend. Haar woorden geven aan dat ze nog lang niet klaar is met haar werk en passie als hiv-expert en dat ze zich zeker actief zal blijven inzetten. Redenen genoeg om even stil te staan bij haar opmerkelijke professionele verleden.Al tijdens haar studie geneeskunde in Leuven, die Marie Laga afsloot in 1982, werd de ambitie gevat om in de tropen te gaan werken. Ze lacht: "Het was een soort naïeve droom van mij om als dokter arme mensen in Afrika te gaan helpen." Er volgde een tropen- opleiding vanuit het ITG. Deze periode was voor haar een eyeopener. "Er was in die jaren in het algemeen nog weinig aandacht voor public health en epidemiologie. Binnen het ITG had dit wel al volop de aandacht." Het sprak haar aan dat zaken niet alleen vanuit een individueel klinisch vlak werden bestudeerd maar dat er ook aandacht was voor het grote geheel - de impact van een bepaalde interventie in een grote populatie. Na deze tropenopleiding volgde een missie via 'Artsen zonder grenzen' naar Burundi. Vervolgens startte een onderzoeksproject in Kenia naar soa's en de impact ervan op moeder en kind, met als belangrijk aandachtspunt voor Laga het strijden tegen discriminatie en de ongelijkheid tussen man en vrouw. Er zouden nog vele missies volgen naar onder andere Afrika en Azië. Na haar klinische werkzaamheden legde zij zich in de daaropvolgende jaren meer toe op wetenschap, epidemiologie en organisatie binnen het ITG. Prof. Laga heeft samen met haar onderzoeksteam een imposante wetenschappelijke output op haar naam staan en is wereldwijd gekend als hiv-expert. Voor haar verdiensten werd zij in 2018 door de Koning benoemd tot Comman- deur in de orde van Leopold. Prof. Laga neemt ons mee terug in de tijd: "Het was begin jaren tachtig. Aids en hiv leken in eerste instantie ver van ons bed. Veel was er nog onduidelijk. Er was sprake van een nieuwe ziekte, waarbij in ieder geval gebleken was dat de diagnose ook doodgaan betekende." De internationale bekendheid rond aids begon in juni 1981 met een eerste Amerikaanse CDC-publicatie ( MMWR 1981; 30:250-2). Hierin werden vijf gevallen beschreven van Pneumocystis carinii pneumonia (PCP) bij tot dan toe gezonde jonge mannen in Los Angeles. Allen waren homoseksueel actief, twee waren reeds overleden. Er werd in deze eerste publicatie gesuggereerd dat het een cellulaire immuundisfunctie betrof, gerelateerd aan een gemeenschappelijke blootstelling, met name seksueel contact. Daarna ging het snel met de kennis rond de belangrijkste risicofactoren van deze ziekte, die 'acquired immune deficiency syndrome' (aids) genoemd werd. Het werd ook duidelijk dat de epidemie reeds voor die eerste publicatie in 1981 was ingezet. In 1983 gaf CDC al aanbevelingen voor preventie van seksuele, druggerelateerde en beroepsmatige overdracht, nog voordat de oorzaak van de ziekte bekend was. In 1984 werd de veroorzaker ontdekt: het humaan immunodeficiëntievirus (hiv). De internationale samenstelling van het Antwerpse ITG, met onder- zoekers uit zowel België als Congo, bleek van wetenschappelijke waarde. Hierdoor heeft België een belangrijke pioniersfunctie gehad bij het leggen van de connectie tussen de ziekte die in de grote steden in Amerika was ontdekt bij homoseksuelen, en diezelfde ziekte die in ziekenhuizen in Afrikaanse landen bij een meer algemene populatie werd gezien. Het waren tevens dezelfde jaren waarin Laga vanuit het ITG werkzaam was in Kenia. Hierdoor raakte zij vanaf het begin betrokken bij de hiv-problematiek in zowel eigen land als buitenland en kon kennis op internationaal niveau worden uitgewisseld. In die begin jaren tachtig is toen ook vanuit het ITG samen met CDC en Congolese onderzoekers een eerste groot onderzoeksproject gestart in Kinshasa. In deze hoofdstad van de voormalige Belgische kolonie Congo heeft Laga veel van haar werkzame jaren doorgebracht en gewerkt aan grote epidemiologische studies. Maar ook in België werd veel werk verricht in het kader van de hiv-problematiek. Er werd in België gestart met referentiecentra waarbij het ITG in Antwerpen die rol had. Hier verrichtte Laga ook klinisch werk op de medische dienst bij de opvolging van patiënten. De jaren erna werd de focus meer op hiv-onderzoek en projecten gelegd.Terwijl prof. Laga stilstaat bij de historiek van hiv, spreekt haar lichaamstaal boekdelen. Voorovergebogen, met haar handen haar hoofd ondersteunend en de ogen naar boven gericht, bespreekt zij in vogelvlucht de beginjaren. De bevlogenheid en oprechte emotie in haar verhaal maken duidelijk waarom zij zich al 38 jaar gepassioneerd inzet voor de hiv-problematiek. De beginjaren waren heftig. Met name binnen de risicogroep waren er mensen die iedere week een andere dierbare verloren aan aids. Met een veelzeggende zucht sluit prof. Laga haar terugblik af: "Ja, het was intens."Laga kijkt liever naar alle goede ontwikkelingen die er sindsdien zijn geweest: "Gelukkig is er tijdens onze cursus iets anders te vertellen dan het verleden." Met de komst van hiv-remmers kwam vanaf 1996 het keerpunt. De vele onderzoeken naar optimalisatie van de medicatie gaan tot op heden onverminderd door. In het huidige tijdperk hebben naar schatting driekwart van de 40 miljoen hiv-positieve personen toegang tot deze medicatie. Een resultaat dat zeker niet gezien mag worden als eindresultaat, aldus Laga. Maar de stappen die zijn gezet in intensivering van de samenwerking tussen verschillende onderzoeksgroepen en partijen de laatste jaren is wel iets wat haar hoopvol stemt: "We hebben wel wat bereikt met zijn allen, ik ben dankbaar dat ik daar onderdeel van heb mogen zijn." Kijkend naar de meer recente ontwikkelingen rondom hiv zijn er een aantal aandachtspunten. Die komen ook allemaal in de nieuwe cursus voor hulp- verleners aan bod. Wat de behandeling betreft, is er met name aandacht voor de speciale zorg die de veroudering van de hiv-populatie met zich meebrengt. De ontwikkeling van de hedendaagse en betere medicatie met minder bijwerkingen maakt dat de levensverwachting van de hiv-populatie enorm gestegen is. Met de juiste medicatie zal een met het hiv besmet persoon dus sterven met hiv, niet aan hiv. Echter, het grote cohort patiënten die besmet raakten op hun 20ste of 30ste en nu boven de 60 zijn, brengt speciale gezondheidsnoden met zich mee. Bijvoorbeeld op het gebied van cardiovasculaire afwijkingen, evenals een aangetoond verhoogd risico op bepaalde vormen van kanker. Ook moeten we rekening houden met bij- werkingen van de oudere medicatie bij personen die met nieuwe medicatie een normale levensverwachting hebben.Nog immer actueel binnen het domein behandeling is het onderzoek dat zich richt op genezing (cure) door viruseliminatie met een vaccin. Een van de betrokken onderzoeksgroepen is die van prof. Linos Vandekerckhove aan het UZ Gent. Dat is de onderzoeksgroep die recent nog melding maakte van een nieuwe virusvariant die vele malen sneller de cruciale cellen van het immuunsysteem vernietigt en het lichaam binnen een tot twee jaar ziek maakt.Echter, de ontwikkeling van een vaccin tegen het hiv is niet eenvoudig. Laga stelt dat dit met name te maken heeft met de specifieke effecten van het virus op het immuunsysteem. Het hiv is een heel ander virus dan bijvoorbeeld het covidvirus, waartegen veel sneller een vaccin werd ontwikkeld. Dit heeft dus volgens Laga niet te maken met keuzes of financiering. Het is het hiv zelf dat het ons hierbij moeilijk maakt.De vraag rijst of we ooit zullen beschikken over medicatie die het virus volledig uit het lichaam kan verdrijven. Volgens prof. Laga zal het antwoord daarop nog enige tijd op zich laten wachten. Als gevolg daarvan zal hiv-preventie, iets waar Laga al die jaren haar focus op heeft gelegd, ook in de toekomst volop aandacht moeten blijven krijgen. Ook binnen dit domein vinden er ontwikkelingen en verschuivingen plaats. Ten eerste is er PrEP, preventieve medicatie, die uit voorzorg overwogen kan worden bij hiv-negatieve personen uit een risicogroep en een vermindering tot 95% van de kans op hiv-besmetting geeft. Verder worden we beter in het begrijpen van wie het meest kwetsbaar is voor hiv binnen de groep van homomannen. Er is momenteel bijvoorbeeld meer aandacht voor het risicogedrag door geseksualiseerd middelengebruik, en hoe er gericht hulp verleend kan worden. En ook jonge mannelijke sekswerkers en transgenders, die nog te weinig contact met de gezondheidszorg en gerichte hiv-preventie hebben, maken dat er andere focusgroepen ontstaan waar wij ons als hulpverlener van bewust dienen te zijn en die in de cursus aan bod komen, zo legt Laga uit. Een interessante discussie in dit verband vindt zij bijvoorbeeld de rol van huisartsen en andere zorgverleners bij het voorschrijven of mogelijk zelfs actief aanbieden van PreP. Hulpverleners moeten hiervoor wel een open gesprek over seksualiteit aan durven te gaan en bepaalde onderwerpen niet schromen.De cursus van het ITG kan vermijden dat zorgverleners gaan denken dat de hiv-problematiek van de kaart is. Dat zou een misvatting zijn. Er is nog steeds veel over te leren. Kennis die wij in ons dagelijks werk als arts, verpleegkundige, vroedkundige, docent of student kunnen gebruiken.