...

In de praktijk wordt tegen deze gouden regel echter vaak gezondigd, aldus meester Raf Van Goethem, stichtend vennoot van het bekende advocatenkantoor Dewallens & partners. Samen met meester Sander Briké schreef hij een nieuw standaardwerk over artsenassociaties. Bij de voorstelling ervan zei meester Van Goethem dat statuten en documenten voor samenwerkingsverbanden vaak niet zijn aangepast aan de noden. "Dat komt", aldus Van Goethem, "omdat men gewoon standaardmodellen overneemt. Vaak gaan die echter voorbij aan de initiële vraag die men zich bij de oprichting moet stellen: wat is de bedoeling van de artsenassociatie?" En dat het soms lelijk mis kan gaan, bleek uit de casus die meester Van Goethem presenteerde. "Het gaat over een uit het oog verloren vastgoedconstructie. Inge en Ann, twee ambitieuze tandartsen, kopen samen een stuk bouwgrond. Beiden verschillen sterk in leeftijd. De grond kopen ze privé aan, de investering in de nieuwbouw en de tandartsenpraktijk gebeurt door de vennootschap. "Fiscaal", vervolgt Van Goethem, "is dit interessant via de formule van het recht van opstal. Gedurende twintig jaar is de eigenaar van het gebouw de vennootschap, iemand anders dan de eigenaars van de grond, want dit zijn de tandartsen persoonlijk." Na tien jaar praktijk stopt Ann met haar tandartsactiviteit. Haar aandelen in de vennootschap worden verkocht aan een derde tandarts en zo zijn er opnieuw twee vennoten. Alles lijkt prima geregeld. Of niet? Raf Van Goethem: "Nog eens tien jaar later stuurt Ann beide tandartsen een brief. Daarin vraagt ze hen huur te betalen voor het gebouw waarin de praktijk gevestigd is. Dat lijkt vreemd want Ann had haar aandelen toch verkocht aan de derde tandarts? De realiteit is echter dat men het opstalrecht genegeerd heeft. Daardoor werden Ann en Inge als eigenaars van de grond na twintig jaar automatisch (mede-)eigenaars van het gebouw. En dus heeft Ann het volste recht om een vergoeding te vragen voor het gebruik ervan. Sterker nog, ze kan het gebouw zelfs laten verkopen." "Deze casus houdt een duidelijke les in", vindt Raf Van Goethem. "Met name heeft de initiële keuze bij het aangaan van een associatie twintig jaar voordien verstrekkende gevolgen. Voor samenwerkingsverbanden zoals deze en vele andere kan ons boek een bruikbare houvast bieden." Coauteur Sander Briké, advocaat bij Dewallens & partners en Phd researcher (UAntwerpen), schetste in zijn uiteenzetting de in de tijd sterk geëvolueerde houding van de Orde der artsen tegenover associaties en samenwerkingsverbanden. "Voor 1987", aldus Briké, "was er geen discussie mogelijk. Het werd artsen verboden hun beroep uit te oefenen door middel van een vennootschap. Er gold een formeel verbod op de oprichting ervan. Pas in 1991 creëerde de Orde die mogelijkheid. En in 2002 moderniseerde men de deontologische code én het vocabularium. Vanaf dan luidde het principe uitdrukkelijk dat een beoefenaar van de medische professie altijd de deontologische code moet volgen. Ongeacht of de uitoefening van het beroep gebeurt in een vennootschap met of zonder rechtspersoonlijkheid. In 2002 voerde de Orde de verplichting in dat elke artsenvennoot- schap alle documenten, statuten en associatiecontracten vooraf ter goedkeuring moest voorleggen aan de provinciale raden. De Orde", vervolgt meester Briké, "fungeerde dus als poortwachter en vlooide documenten vooral op deontologisch vlak na." Uit 2018 dateert de meest recente actualisering van de deontologische code. Daarin is de verplichting om de statuten te laten goedkeuren geschrapt. De contractencommissies werden afgeschaft. Wel kan een arts nog steeds vrijblijvend deontologisch advies inwinnen. "Dat was een revolutionaire vernieuwing", aldus Sander Briké. Al blijven adviezen gebaseerd op de oude code wel van toepassing indien ze in de nieuwe code een rechtsbasis vinden. Dat zorgt soms voor verwarring. Bijvoorbeeld blijven toe- en uittredingsvergoedingen ook anno 2023 een heikel punt. Het geeft vaak aanleiding tot conflicten. Meester Briké: "Zo bepaalt een advies dat intredegeld kan gevraagd worden bij het afsluiten van een associatie. Maar tegelijk wordt intredegeld verboden bij het afsluiten van een samenwerkingsverband... Wat is juridisch het verschil?"