...

Al sinds de wetswijziging van 10 april 2014 zijn de sancties voor onwettige uitoefening van de verpleegkunde niet van toepassing op 'personen die deel uitmaken van de omgeving van de patiënt'. Het voorontwerp vervangt die woorden door 'mantelzorger'. Een definitie wordt niet gegeven.Daarvoor kan je terecht in artikel 3 van de wet van 12 mei 2014 over de erkenning van de mantelzorger: "De persoon die doorlopende of regelmatige hulp en bijstand verleent aan de geholpene". 'Hulp en bijstand', een Vlaamse bevoegdheid... Niet verbazend dus dat er ook al een Vlaamse definitie van 'mantelzorger' bestaat: 'persoon die vanuit een sociale en emotionele band een of meer personen met een zorg- en ondersteuningsvraag, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpt en steunt in het dagelijks leven'. Je zal maar mantelzorger zijn... De bureaucratische voorwaarden waaronder een mantelzorger verpleegkundige handelingen mag verrichten worden door het voorontwerp nog aangescherpt. De arts of de verpleegkundige die de mantelzorger toestemming geeft om handelingen te verrichten kan nu ook 'waarschuwingscriteria' stellen. Ze zullen regelmatig de situatie en de gezondheidstoestand van de patiënt moeten evalueren. Het voorontwerp bevat ook een bepaling waardoor de sancties voor de onwettige uitoefening van de verpleegkunde niet van toepassing zullen zijn 'op de persoon die, in het kader van een beroep of een vrijwilligersactiviteit, uitgeoefend buiten een zorgvoorziening, gehouden is een patiënt te verzorgen en die, volgens een door een arts of een verpleegkundige opgestelde procedure of zorgplan, van deze laatste de toelating krijgt om, in het kader van hulp bij het dagelijks leven, bij deze welbepaalde patiënt één of meer technische verpleegkundige verstrekkingen uit te oefenen'. Achter die complexe definitie gaat dus een bekwame helper schuil. Het voorontwerp ziet over het hoofd dat onbevoegde uitoefening van de verpleegkunde door een bekwame helper (die daar per definitie niet zijn beroep van maakt) niet onwettig is en dat er dus geen behoefte bestaat aan een regeling die in de praktijk ontoepasbaar zal blijken. De wetgever is blijkbaar ook uit het oog verloren dat de koning al sinds 2004 de bevoegdheid heeft om de lijst van activiteiten vast te stellen die tot het dagelijks leven behoren en die niet tot de uitoefening van onder meer de verpleegkunde behoren (artikel 23, paragraaf 1 WUG). Die bepaling werd al ingevoegd door een wet van 9 juli 2004.(2) Maar tot nu toe werd er geen uitvoering aan gegeven. Dat zou ook geen ideale oplossing zijn. Maar het voorontwerp voegt er enkel nog een probleem aan toe.