...

Onder de zogenaamde Kwaliteitswet wordt verstaan de Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg. Die wet, die van toepassing is op alle gezondheidsbeoefenaars (en vanzelfsprekend ook op artsen en artsen-specialisten), trad voor een deel in werking op 1 januari jl. Hierbij ging het onder andere om de bepalingen rond de garantie van diagnostische en therapeutische vrijheid voor beroepsbeoefenaars, de verplichting van continuïteit van de zorg, de communicatie van beoefenaars met het publiek en dies meer. Een aantal andere bepalingen zullen binnenkort (en meer bepaald op 1 juli eerstkomende) in werking treden. Met wat moet u vanaf dan bijkomend rekening houden? Een eerste reeks bepalingen die op 1 juli eerstkomende in werking treden, houden verband met de zogenaamde permanentie. Meer bepaald zegt de wet dat wanneer binnen het beroep van de gezondheidsbeoefenaar een permanentie georganiseerd wordt, de gezondheidsbeoefenaar daaraan moet deelnemen en dit moet vermelden in het portfolio. Specifiek voor huisartsen wordt bevestigd dat iedere huisarts verplicht is deel te nemen aan de medische permanentie in de zone waar hij zijn beroep uitoefent. Om aan deze plicht te voldoen, dient de huisarts deel te nemen aan de medische permanentie georganiseerd door een erkend functioneel samenwerkingsverband van huisartsen dat afspraken maakt omtrent de medische permanentie in de betrokken zone. Wel bestaat de mogelijkheid een vrijstelling voor de deelname aan de permanentie te bekomen op basis van uw gezondheidstoestand, leeftijd, gezinssituatie of de feitelijke uitoefening van het gezondheidszorgberoep. Er geldt overigens niet enkel een verplichting tot deelname, maar ook een verbod tot uitsluiting.De wet zegt verder dat gezondheidszorgbeoefenaars aan het Directoraat-generaal Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid een aantal gegevens moeten meedelen. Het gaat daarbij om een algemene omschrijving van de gezondheidszorg die zij verstrekken, of zij gezondheidszorg al dan niet verstrekken in het kader van een samenwerking met andere gezondheidszorgbeoefenaars en de locatie waar de gezondheidszorg wordt verstrekt. Indien er een wijziging is in deze gegevens is, moet die dadelijk meegedeeld worden. Deze regels zijn niet zonder meer van toepassing indien het Directoraat-generaal Gezondheidszorg door een andere bron over deze gegevens beschikt. Deze gegevens worden na gebeurlijke verificatie opgenomen in een register van praktijken. De gezondheidszorgbeoefenaar ontvangt een notificatie van de hem betreffende gegevens die in het register van praktijken zijn opgenomen. De gegevens die in het register van praktijken zijn opgenomen kunnen door iedereen geconsulteerd worden. Niettemin kan een gezondheidszorgbeoefenaar die de gezondheidszorg waarvoor hij geregistreerd is niet meer substantieel uitoefent, vragen om het publiek geen toegang meer te verlenen tot zijn registratie. Een andere reeks bepalingen die op 1 juli eerstkomende in werking treden hebben betrekking op de toegang tot gezondheidsgegevens. Meer bepaald zegt de wet dat een gezondheidszorgbeoefenaar toegang heeft tot persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de patiënt die worden bijgehouden en bewaard door andere gezondheidszorgbeoefenaars op voorwaarde dat de patiënt voorafgaand zijn geïnformeerde toestemming tot deze toegang gaf. Bovendien heeft een gezondheidszorgbeoefenaar enkel toegang tot de persoonsgegevens betreffende de gezondheid van een patiënt waarmee hij een therapeutische relatie heeft. Het gaat daarbij om een relatie tussen een patiënt en een gezondheidszorgbeoefenaar in het kader waarvan gezondheidszorg wordt verstrekt. Er zijn nog enkele andere voorwaarden om toegang tot de persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de patiënt te hebben. Meer bepaald moet de finaliteit van de toegang bestaan uit het verstrekken van gezondheidszorg, moet de toegang noodzakelijk zijn voor de continuïteit en kwaliteit van het verstrekken van gezondheidszorg en zich beperken tot de gegevens die dienstig en pertinent zijn. Er werd verder een Toezichtscommissie opgericht bij het Directoraat-generaal Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid. Die heeft als opdracht toezicht te houden op de praktijkvoering van de gezondheidszorgbeoefenaars en meer bepaald op hun fysieke en psychische geschiktheid alsook op de naleving door de gezondheidszorgbeoefenaars van de bepalingen van de wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.