...

Die stelling verdedigen Ignace Leus, gewezen directeur CM Zorgkas Vlaanderen en Jos Kesenne, gewezen nationaal secretaris LCM in een bijdrage die vorig jaar verscheen in De Gids op Maatschappelijk Gebied. Beide auteurs zijn lid van de studiegroep Oscar.Ignace Leus vestigt de aandacht op het artikel naar aanleiding van het VAV-symposium over de communautarisering van de gezondheidszorg in 2024. Voor hem en Jos Kesenne legt een Vlaams gezondheidsbeleid geen bom onder de interpersoonlijke solidariteit. Wel is het absoluut noodzakelijk om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg te garanderen.Decentralisatie is aangewezen omdat het zeer moeilijk geworden is om federaal nog iets te beslissen in de hoofdzakelijk federaal gestuurde gezondheidszorg. Het beleid moet dus naar de deelstaten, of dat dan de gewesten of gemeenschappen zijn, laten Leus en Kesenne in het midden.Beide voormalige CM-toplui herinneren eraan dat er acht ministers en één staatsecretaris bevoegd zijn in de zorg. "Maar dat is vooral een Waals-Brussels fenomeen en zeker geen argument pro herfederalisering," zo luidt het.Wel is duidelijk dat de huidige bevoegdheidsverdeling heel wat weeffouten bevat -curatie versus preventie, scheiding eerste en tweede lijn enz. Leus en Kesenne vinden ook dat de bruto-transfers van Vlaanderen naar Wallonië weliswaar groot zijn maar "helemaal geen reden" om te decentraliseren. Dit is 'normaal' in een sociaal herverdelingssysteem en tussen regio's met een verschillende socio-economische samenstelling, stellen ze.Wat wel een argument pro decentralisatie is, is dat al sectoren deels werden overgeheveld. De historische evolutie naar meer autonomie van de gemeenschappen op het vlak van welzijns- en gezondheidszorg is onomkeerbaar. Zorg wordt ook steeds meer een plaatsgebonden bevoegdheid waarin huisartsen, apothekers, maatschappelijk werkers enz. nauw samenwerken. Dit alles met behoud van een federale dotatie en dus nationale solidariteit, voegen Leus en Kesenne eraan toe. Als gekozen wordt voor decentralisatie via de gewesten dan kan Brussel een eigen gezondheidsbeleid voeren. Interregionale vergaderingen moeten dan waken over de vrijwaring van Vlaamse basisrechten in Brussel. Wordt geopteerd voor de gemeenschappen dan kunnen Vlamingen (en Franstaligen) in Brussel aansluiten bij het Vlaams gezondheidsbeleid. Dat is zonder noemenswaardige problemen nu al het geval voor bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg. Vooral voor Brussel heeft decentralisatie grote gevolgen. "De CM organiseert sinds 2022 zijn werking via twee gemeenschapsfondsen, Vlaanderen en Wallonië," aldus beide auteurs. "Er is geen afzonderlijk ziekenfonds voor Brussel en evenmin voor de Duitse gemeenschap." De logica van een federale staatsstructuur met verschillende deelstaten is sowieso dat de burgers verschillende rechten en voordelen kunnen hebben zoals al het geval is in de gehandicapten- en de gezinszorg.Sociale bijdragen en belastingen blijven wel nationaal geïnd. Uit die nationale solidaire inkomstenbron ontvangen de deelstaten middelen op basis van een wetenschappelijk onderbouwde verdeelsleutel. De formule waarmee de financiële verantwoordelijkheid van de ziekenfondsen in de verplichte ziekteverzekering wordt berekend, kan hierbij het vertrekpunt zijn. Honderd procent correct zal de formule wel nooit zijn, denken Kesenne en Leus. Daarom mag de verantwoordelijkheid van de deelstaten ook niet 100% zijn. Achteraf is nog een nacalculatie nodig om tot een zo correct mogelijke verevening te komen. De grootte van de deelstaten kan alvast geen probleem zijn om een sociaal verzekeringssysteem uit te bouwen. Denemarken is met 5,5 miljoen inwoners bijvoorbeeld kleiner, het Groot Hertogdom Luxemburg eveneens.Omdat de lijst verzekerde (para)medische prestaties en de onderlinge waardering ervan beleidskeuzes van de deelstaten zijn, kan ook geopteerd worden voor een betalingssysteem "dat minder tot prestatiegeneeskunde leidt en meer tot kwaliteit. Er kan ook komaf worden gemaakt met de duale ziekenhuisfinanciering", aldus Kesenne en Leus. Dat alles gebeurt in samenspraak met de zorgactoren zodra de deelstaten beschikken over hun aandeel in de federale dotatie.Samenwerken blijft wel belangrijk vinden Leus en Kesenne. Grensoverschrijdende zorg in Europa is nu al mogelijk en er bestaan al sinds 1981 samenwerkingsakkoorden tussen de Vlaamse en Waalse gemeenschap inzake gehandicaptenzorg. Ook dat is dus geen punt.Blijft het risico op meer administratie doordat elke deelstaat een eigen ziekteverzekering organiseert. Daar staat volgens beide auteurs tegenover dat elke deelstaat gezondheidszorg en welzijn beter op elkaar kan afstemmen. "De Vlaamse Sociale Bescherming is al sterk uitgebouwd en administratieve vereenvoudiging is mogelijk doordat gezondheidzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg in één Vlaams Fonds kan verenigd worden", besluiten Ignace Leus en Jos Kesenne.