...

Uit de parlementaire voorbereiding van de ZIV-wet blijkt dat hieraan wel degelijk overleg is voorafgegaan tussen de regering en de artsen. Maar het sluimerende verzet in artsenkringen kwam ook al voor de goedkeuring van de wet tot uiting.In de aanloop naar de inwerkingtreding van de wet en vooral na 1 januari 1964 verhardde niet alleen de toon. Een ongeziene artsenstaking vormde het hoogtepunt (of dieptepunt, naargelang de invalshoek). Overleg en steunOp 21 februari 1956 werd tussen de regering en het Coördinatiecomité van het Belgisch medisch corps 'een accoord' bereikt 'op basis van de samenwerking tussen de mutualiteiten en het medisch corps'. Toen was van een wettelijke regeling van de ziekteverzekering nog geen sprake. Tijdens besprekingen in januari en februari 1960, toen het medisch korps zich had verenigd in het 'Algemeen Verbond der Geneesheren van België' (AVGB) bood dit 'zijn volledige steun aan' aan minister Servais en zijn wetsontwerp dat evenwel niet door het Parlement is geraakt. Op 20 oktober 1961 tekenden het AVGB en minister Leburton een 'Overeenkomstenprotocol'. De vertegenwoordigers van het AVGB erkenden hierin 'de noodzaak om dankzij een doelmatige samenwerking en een ruime sociale geest, de bescherming en de vrijwaring van de gezondheid van de bevolking te verzekeren'. Het AVGB verbond er zich zelfs toe dat een meerderheid van de artsen tot een overeenkomst zou toetreden. Het pad naar de ZIV-wet leek dus geëffend.Groeiend verzetTijdens de bespreking van zijn eerste wetsontwerp in de Kamercommissie verwees Leburton zelf echter met zoveel woorden naar onenigheid onder de artsen: 'het ontwerp schijnt in de verschillende kringen instemming te vinden; toch is ernstig verzet gerezen in sommige kringen van de geneeskunde. Ontegensprekelijk is dit een van de meest kiese aspecten van het probleem'. En verwijzend naar het Overeenkomstenprotocol van 1961 stelde hij vast dat 'de onderhandelaars van de geneesheren niet gevolgd werden door sommige verenigingen, die nochtans het AVGB mede hadden gesticht'. Placide De Paepe, een christendemocratisch volksvertegenwoordiger, die als verslaggever in de Kamercommissie een goed zicht had op de gang van zaken stelde tijdens de plenaire bespreking: 'Het is waarlijk niet de schuld van het parlement wanneer op dit ogenblik de unie onder de geneesheren is zoekgeraakt'.In het voorjaar van 1964, na de bekendmaking van de 'aanvullende' wet van 24 december 1963 gaf 'een ruime meerderheid van het geneesherenkorps verder uiting aan een openlijke tegenkanting tegen' de ZIV-wet. In dat verzet stond het zogenaamde 'medisch charter' centraal dat in 1927 door de Franse arts Paul Cibrie was opgesteld: vrije keuze van arts; beroepsgeheim; therapeutische vrijheid en honoraria bepaald in overleg tussen arts en patiënt vormden hiervan de kern. Drie maanden werd er onderhandeld maar die onderhandelingen braken af in de nacht van 31 maart 1964.'Operatie valies'Diezelfde nacht nog werd een algemene artsenstaking afgekondigd. De staking kwam neer op het massaal vertrek op 1 en 2 april 1964 van veel artsen naar gemeenten vlak over de Belgische grens zoals Clervaux, Valkenburg en Valenciennes. 'Op vakantie', vandaar 'operatie valies'. Het opvorderen van artsen was toen wettelijk niet mogelijk, dat veranderde met het KB nr.78 in 1967. De regering moest dus de staking lijdzaam ondergaan. 'De regering lag op de operatietafel' schrijft Kris Hoflack treffend in 'Theo Lefèvre. Staatsman' (1989, p. 84). Lefèvre was toen eerste minister. Na bemiddeling van de rectoren van de universiteiten werd op 25 juni 1964 tussen de artsen en de ziekenfondsen een akkoord afgesloten, het zogenaamde Sint Jansakkoord. De regering keurde dat akkoord goed bij KB van 10 juli 1964. Het vormde de aanloop tot de wijzigende wet van 8 april 1965.