Onze minister wil de eerste lijn op een nieuwe leest schoeien. De zogenaamde 'New Deal' moet er mede voor zorgen dat de juiste zorg uitgevoerd wordt door de juiste mensen op het juiste niveau. Dit zou op termijn moeten leiden tot een meer performante eerste lijn.

De eerste huisartsen hebben zich reeds aangemeld om te fungeren als 'proefkonijnen'. In de praktijk gaat het voornamelijk om groepspraktijken. Zij zijn 'de voortrekkers', de 'durvers', dixit enkele tenoren dichtbij het project.

Zij gaan moeten ondervinden hoe één en ander verloopt, of alles wel volgens plan verloopt, of het inderdaad klopt dat de verloning min of meer dezelfde is als binnen de huidige context, of het multidisciplinaire beter tot zijn recht komt, of we meer mensen bereiken dan tot nog toe het geval was, of de zorg laagdrempeliger is, of het bovendien klopt dat de zorg doelmatiger is, enz...

De eerste instappers worden voorgesteld als 'voortrekkers'. Alsof de collegae die nog even de kat uit de boom kijken niet voldoende 'ballen aan hun lijf' zouden hebben om te springen.

Want dat er vraagtekens zijn, dat moge duidelijk zijn. We zullen in het nieuwe systeem niet meer kunnen spreken over 'mijn huisarts', maar eerder over 'mijn eerstelijnspraktijk'. Patiënten zullen veel meer dan nu het geval is, beroep moeten doen op andere zorgverleners dan hun vaste, vertrouwde arts of paramedicus. Dit terwijl vertrouwen een van de belangrijkste elementen is in een huisartsenpraktijk.

Alsof de collegae die nog even de kat uit de boom kijken niet voldoende 'ballen aan hun lijf' zouden hebben om te springen

Mensen komen bij je omdat ze een zeker vertrouwen stellen in je kennis en kunde, omdat ze je zaken kunnen toevertrouwen die ze niet aan Jan, Piet en Pol zouden vertellen. Een jarenlang opgebouwde band leidt ertoe dat je je mensen beter kent. Hoe dit in een groot huis kan gerealiseerd worden, blijft voor mij vooralsnog een raadsel.

Niemand heeft mij tot op heden daar een gefundeerd, beargumenteerd antwoord op kunnen geven. Merkwaardig...

Kijk maar even hoe het er in een kliniek als een UZ aan toe gaat. Als je daar wordt opgenomen voor een onderzoek of ingreep, dan mag je er donder op zeggen dat je minstens dertig 'zorg'werkers zult gezien hebben bij het verlaten van de kliniek. Van een echt persoonlijke aanpak is daar in veel gevallen al lang geen sprake meer.

Inherent kan dit misschien ook wel niet. Een universitaire instelling is per definitie een opleidingskliniek. Het is er komende en gaande man van assistenten allerhande.

Ook het aantal stagiairs zijn haast niet te tellen. Die moeten allemaal de stiel leren. Want enkel 'on the bedside' leer je wat het is om in de zorg te werken. Niet van achter een bureau of koffieslurpend in een verpleeglocaal.

Wil je in de zorg je leven uitbouwen, dan moet je ergens beginnen. Een passage in een universitaire kliniek maakt daar deel van uit. Het laat je proeven van wat het is patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek en ontwikkeling samen in één grote organisatie samen te zien werken.

In de feiten zal je in het systeem van 'The New Deal' een kleine kliniek binnenstappen waar je je eerst dient aan te melden bij de balie. Vervolgens zal je in een wachtzaal dienen plaats te nemen, alwaar een hulpverlener je komt halen voor een behandeling of consultatie. Al naargelang de problematiek zal je binnen dit huis worden doorverwezen naar andere zorgverstrekkers. Veel verschil met het echte kliniekgebeuren zal er dus niet zijn. Hoeft dat een probleem te zijn ? Niet per se. Velen zullen redeneren: 'Als we maar geholpen worden'.

Anderen denken: 'Hier ben je een nummer, ik zal al blij mogen zijn als ik mijn vertrouwde arts zal zien'. Zoals er in alles pluraliteit is, zo ook in de perceptie van wat goede zorg inhoudt.

Als je bijvoorbeeld na een maand moet terugkomen, dan zal je helemaal niet zeker zijn dat je dezelfde behandelaar zult terugzien. Die zal ofwel op congres zijn, ofwel in middagpauze, ofwel in vergadering, ofwel een voormiddag of namiddag vrij hebben.

Wat is het gevolg? Zal de persoon die nu voor je zit weten wat er tijdens het vorige consult gezegd en besproken is? Huldigt die dezelfde behandelfilosofie? Zal er een andere verpleegkundige voor je neus zitten? Is die op de hoogte van het behandeltraject? Zal de psycholoog bij wie je een vervolgconsult hebt, wel dezelfde zijn als de vorige visite?

Kortom, we praten hier over continuiteit in de zorg. Een woord waar velen de mond van vol hebben, maar dat blijkbaar geen eenduidige invulling krijgt. Is er al ooit bestudeerd wat het effect is van telkens wisselend zorgpersoneel op de kwaliteit van zorg?

Kunnen we nog wel spreken van persoonsgerichte zorg? Als 5 verschillende zorgverleners iets tegen je zeggen, wat onthou je daar dan nog van, eens je het huisartsencentrum hebt verlaten?

Of steven we op het onvermijdelijke af? Een totaal ander zorgmodel waarbij de patient zich maar bij neer te leggen heeft? Maar evengoed de zorgverlener. Die verwordt dan tot een radertje in het web.

En wat met het leger aan 'hulppersoneel'? Want voor elke zorgacte, elke inspuiting, elke wondzorg, zal er een document gemaakt worden.

Er zal een gemeenschappelijk dossier nodig zijn. Wie kan waar inkijken? Wie mag welke informatie inzien ? Wat met het bepalen van verlof? Gaan we daar drie dagen over vergaderen? Wat in geval er een nieuwe investering op til staat ? Gaan we daar ook een namiddagje gezellig over keuvelen? Om dan op het eind van de vergadering vast te stellen dat er geen eensgezindheid is? Noemen we dat dan efficient gebruik van tijd en middelen ? Ik mag hopen dat we 'in the end' evenveel aandacht en tijd zullen hebben voor onze patiënt, als dat we begaan zijn met onze eigen verlofregeling en persoonlijke besognes.

Is er al ooit bestudeerd wat het effect is van telkens wisselend zorgpersoneel op de kwaliteit van zorg?

Er zal met andere woorden een middenkader actief zijn binnen zo'n model dat zwaar zal wegen op de zorg. Niet alleen zal de kost daar zijn, maar ook de communicatie zal een vette kluif zijn. Die zal moeten gestroomlijnd worden.

We kunnen in dat geval dan misschien ook nog eens een extra 'manager' aanwerven. Een persoon die de interpersoonlijke relaties moet coördineren, die ervoor moet zorgen dat iedereen in het huis in dezelfde richting kijkt. De neuzen moeten allemaal hetzelfde marsorder volgen.

Ik zie trouwens veel analogie met het onderwijs. Een zwaar middenveld dat bevelen en instructies uitwerkt en geeft, dat veel middelen en tijd opslorpt, en daarnaast het veld dat al deze genomen beslissingen en beleidsdoelen in de praktijk moet omzetten.

Dat het financieel plaatje daar mede zal door oplopen, is de evidentie zelve. Je hoeft geen econoom te zijn om te zien dat zulke huizen serieuze happen uit het huisartsenbudget zullen nemen.

Laten we deze evolutie natuurlijk vanzelfsprekend een kans geven, maar laten we vooral niet vergeten dat onze patient moet blijven centraal staan. Net zoals in het onderwijs het belang van het kind op de eerste plaats moet blijven staan.

Wijzigende omstandigheden vereisen nieuwe invalshoeken en initiatieven. Een crisis dwingt ook tot een andere mindset. Dat hebben we allemaal gezien bij de covidcrisis.

Toch luidt er een eeuwenoud spreekwoord dat zegt: 'Nieuw is niet altijd beter'.

Tussen theoretische modellen en de implementatie ervan op het terrein, gaapt vaak een grote kloof. Luisteren naar ALLE stemmen in dit debat, is dan een bittere noodzaak.

Of dit laatste voldoende is gebeurd bij de uitrol, is nog maar de vraag.

Onze minister wil de eerste lijn op een nieuwe leest schoeien. De zogenaamde 'New Deal' moet er mede voor zorgen dat de juiste zorg uitgevoerd wordt door de juiste mensen op het juiste niveau. Dit zou op termijn moeten leiden tot een meer performante eerste lijn.De eerste huisartsen hebben zich reeds aangemeld om te fungeren als 'proefkonijnen'. In de praktijk gaat het voornamelijk om groepspraktijken. Zij zijn 'de voortrekkers', de 'durvers', dixit enkele tenoren dichtbij het project. Zij gaan moeten ondervinden hoe één en ander verloopt, of alles wel volgens plan verloopt, of het inderdaad klopt dat de verloning min of meer dezelfde is als binnen de huidige context, of het multidisciplinaire beter tot zijn recht komt, of we meer mensen bereiken dan tot nog toe het geval was, of de zorg laagdrempeliger is, of het bovendien klopt dat de zorg doelmatiger is, enz...De eerste instappers worden voorgesteld als 'voortrekkers'. Alsof de collegae die nog even de kat uit de boom kijken niet voldoende 'ballen aan hun lijf' zouden hebben om te springen.Want dat er vraagtekens zijn, dat moge duidelijk zijn. We zullen in het nieuwe systeem niet meer kunnen spreken over 'mijn huisarts', maar eerder over 'mijn eerstelijnspraktijk'. Patiënten zullen veel meer dan nu het geval is, beroep moeten doen op andere zorgverleners dan hun vaste, vertrouwde arts of paramedicus. Dit terwijl vertrouwen een van de belangrijkste elementen is in een huisartsenpraktijk. Mensen komen bij je omdat ze een zeker vertrouwen stellen in je kennis en kunde, omdat ze je zaken kunnen toevertrouwen die ze niet aan Jan, Piet en Pol zouden vertellen. Een jarenlang opgebouwde band leidt ertoe dat je je mensen beter kent. Hoe dit in een groot huis kan gerealiseerd worden, blijft voor mij vooralsnog een raadsel.Niemand heeft mij tot op heden daar een gefundeerd, beargumenteerd antwoord op kunnen geven. Merkwaardig...Kijk maar even hoe het er in een kliniek als een UZ aan toe gaat. Als je daar wordt opgenomen voor een onderzoek of ingreep, dan mag je er donder op zeggen dat je minstens dertig 'zorg'werkers zult gezien hebben bij het verlaten van de kliniek. Van een echt persoonlijke aanpak is daar in veel gevallen al lang geen sprake meer. Inherent kan dit misschien ook wel niet. Een universitaire instelling is per definitie een opleidingskliniek. Het is er komende en gaande man van assistenten allerhande. Ook het aantal stagiairs zijn haast niet te tellen. Die moeten allemaal de stiel leren. Want enkel 'on the bedside' leer je wat het is om in de zorg te werken. Niet van achter een bureau of koffieslurpend in een verpleeglocaal. Wil je in de zorg je leven uitbouwen, dan moet je ergens beginnen. Een passage in een universitaire kliniek maakt daar deel van uit. Het laat je proeven van wat het is patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek en ontwikkeling samen in één grote organisatie samen te zien werken.In de feiten zal je in het systeem van 'The New Deal' een kleine kliniek binnenstappen waar je je eerst dient aan te melden bij de balie. Vervolgens zal je in een wachtzaal dienen plaats te nemen, alwaar een hulpverlener je komt halen voor een behandeling of consultatie. Al naargelang de problematiek zal je binnen dit huis worden doorverwezen naar andere zorgverstrekkers. Veel verschil met het echte kliniekgebeuren zal er dus niet zijn. Hoeft dat een probleem te zijn ? Niet per se. Velen zullen redeneren: 'Als we maar geholpen worden'. Anderen denken: 'Hier ben je een nummer, ik zal al blij mogen zijn als ik mijn vertrouwde arts zal zien'. Zoals er in alles pluraliteit is, zo ook in de perceptie van wat goede zorg inhoudt. Als je bijvoorbeeld na een maand moet terugkomen, dan zal je helemaal niet zeker zijn dat je dezelfde behandelaar zult terugzien. Die zal ofwel op congres zijn, ofwel in middagpauze, ofwel in vergadering, ofwel een voormiddag of namiddag vrij hebben. Wat is het gevolg? Zal de persoon die nu voor je zit weten wat er tijdens het vorige consult gezegd en besproken is? Huldigt die dezelfde behandelfilosofie? Zal er een andere verpleegkundige voor je neus zitten? Is die op de hoogte van het behandeltraject? Zal de psycholoog bij wie je een vervolgconsult hebt, wel dezelfde zijn als de vorige visite?Kortom, we praten hier over continuiteit in de zorg. Een woord waar velen de mond van vol hebben, maar dat blijkbaar geen eenduidige invulling krijgt. Is er al ooit bestudeerd wat het effect is van telkens wisselend zorgpersoneel op de kwaliteit van zorg? Kunnen we nog wel spreken van persoonsgerichte zorg? Als 5 verschillende zorgverleners iets tegen je zeggen, wat onthou je daar dan nog van, eens je het huisartsencentrum hebt verlaten? Of steven we op het onvermijdelijke af? Een totaal ander zorgmodel waarbij de patient zich maar bij neer te leggen heeft? Maar evengoed de zorgverlener. Die verwordt dan tot een radertje in het web. En wat met het leger aan 'hulppersoneel'? Want voor elke zorgacte, elke inspuiting, elke wondzorg, zal er een document gemaakt worden. Er zal een gemeenschappelijk dossier nodig zijn. Wie kan waar inkijken? Wie mag welke informatie inzien ? Wat met het bepalen van verlof? Gaan we daar drie dagen over vergaderen? Wat in geval er een nieuwe investering op til staat ? Gaan we daar ook een namiddagje gezellig over keuvelen? Om dan op het eind van de vergadering vast te stellen dat er geen eensgezindheid is? Noemen we dat dan efficient gebruik van tijd en middelen ? Ik mag hopen dat we 'in the end' evenveel aandacht en tijd zullen hebben voor onze patiënt, als dat we begaan zijn met onze eigen verlofregeling en persoonlijke besognes.Er zal met andere woorden een middenkader actief zijn binnen zo'n model dat zwaar zal wegen op de zorg. Niet alleen zal de kost daar zijn, maar ook de communicatie zal een vette kluif zijn. Die zal moeten gestroomlijnd worden. We kunnen in dat geval dan misschien ook nog eens een extra 'manager' aanwerven. Een persoon die de interpersoonlijke relaties moet coördineren, die ervoor moet zorgen dat iedereen in het huis in dezelfde richting kijkt. De neuzen moeten allemaal hetzelfde marsorder volgen.Ik zie trouwens veel analogie met het onderwijs. Een zwaar middenveld dat bevelen en instructies uitwerkt en geeft, dat veel middelen en tijd opslorpt, en daarnaast het veld dat al deze genomen beslissingen en beleidsdoelen in de praktijk moet omzetten.Dat het financieel plaatje daar mede zal door oplopen, is de evidentie zelve. Je hoeft geen econoom te zijn om te zien dat zulke huizen serieuze happen uit het huisartsenbudget zullen nemen. Laten we deze evolutie natuurlijk vanzelfsprekend een kans geven, maar laten we vooral niet vergeten dat onze patient moet blijven centraal staan. Net zoals in het onderwijs het belang van het kind op de eerste plaats moet blijven staan.Wijzigende omstandigheden vereisen nieuwe invalshoeken en initiatieven. Een crisis dwingt ook tot een andere mindset. Dat hebben we allemaal gezien bij de covidcrisis. Toch luidt er een eeuwenoud spreekwoord dat zegt: 'Nieuw is niet altijd beter'. Tussen theoretische modellen en de implementatie ervan op het terrein, gaapt vaak een grote kloof. Luisteren naar ALLE stemmen in dit debat, is dan een bittere noodzaak.Of dit laatste voldoende is gebeurd bij de uitrol, is nog maar de vraag.