...

Definities (artikel 2)De patiënt wordt op een meer actieve wijze gedefinieerd dan voorheen: de persoon die gezondheidszorg ontvangt, al dan niet op eigen verzoek. Daarnaast worden definities ingevoegd van vroegtijdige zorgplanning; voorafgaande wilsverklaring; vertrouwenspersoon en vertegenwoordiger.Toepassingsgebied (artikel 3)Nieuw is dat de koning de naleving van bepaalde rechten van de patiënt kan verplichten voor personen die geen gezondheidszorgbeoefenaar zijn, maar wel gemachtigd zijn om bepaalde verstrekkingen van gezondheidszorg uit te voeren.Plichten van de patiënt (artikel 4)De medewerkingsplicht van de patiënt verdwijnt. In de plaats komt een samenwerkingsplicht tussen gezondheidszorgbeoefenaar en patiënt en de plicht zich jegens elkaar, andere patiënten en andere gezondheidszorgbeoefenaars respectvol te gedragen.Plicht tot overleg (artikel 4/1)Deze nieuwe bepaling voorziet dat de gezondheidszorgbeoefenaar in het belang van de patiënt multidisciplinair overleg pleegt. Op verzoek van de patiënt pleegt hij overleg met de naasten van de patiënt die hij aanwijst.Recht op kwaliteit (artikel 5)Artikel 5 blijft inhoudelijk grotendeels gewijzigd. Er wordt aan toegevoegd dat met het oog op het recht op kwaliteit van de patiënt de gezondheidszorgbeoefenaar rekening houdt met diens doelstellingen en waarden en dat hij In voorkomend geval daartoe de vroegtijdige zorgplanning organiseert.Recht op informatie (artikel 7)Het bestaande artikel versterkt het recht op informatie als volgt. De gezondheidszorgbeoefenaar stelt zich op de hoogte van de situatie en voorkeuren van actuele en toekomstige zorg van de patiënt. Hij verstrekt de informatie over de gezondheidstoestand op een kwaliteitsvolle wijze en op maat van de patiënt. Hij voorziet hiervoor voldoende tijd en nodigt de patiënt uit om vragen te stellen. Hij verstrekt de informatie op verzoek of wanneer hij dit voor de patiënt pertinent acht, bijkomend schriftelijk, hetzij op papier, hetzij elektronisch. De therapeutische exceptie blijft behouden zij het aangepast.Recht op toestemming (artikel 8/2)Deze nieuwe bepaling geeft aan de patiënt het recht om zijn wilsuiting over een welomschreven tussenkomst voor een moment waarop hij niet in staat is zijn rechten als patiënt uit te oefenen, op te nemen in een voorafgaande wilsverklaring. De gezondheidsbeoefenaar moet hier slechts rekening mee houden. Aan de voorafgaande weigering die wel bindend is, wordt niets gewijzigd.Recht op een patiëntendossier (artikel 9)Artikel 9 ondergaat enkele aanpassingen. De verplichte inhoud van het dossier omvat voortaan ook de waarden, levensdoelen en voorkeuren van actuele en toekomstige zorg en voorafgaande wilsverklaringen van de patiënt; de patiënt heeft recht op toelichting over die inhoud. De persoonlijke notities verdwijnen. Het recht op inzage van de nabestaanden van een overleden patiënt wordt aangepast en uitgebreid met het recht op afschrift.Recht op elektronische ontsluiting van gezondheidsgegevens (artikel 9/1)Deze bepaling is nieuw: vanaf een door de Koning te bepalen datum heeft een patiënt recht op de elektronische ontsluiting van zijn gezondheidsgegevens.Klachtrecht (artikel 11)Voortaan hebben ook de nabestaanden van een overleden patiënt een klachtrecht. Voor het overige verandert er niets.Recht op bijstand (artikel 11/1)Ook dit is een nieuwe bepaling. De patiënt heeft het recht zich te laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen bij de uitoefening van zijn rechten. Hij bepaalt de draagwijdte van de bevoegdheid van de vertrouwenspersoon.Rechtop vertegenwoordiging (artikel 14)Ten gronde wijzigt hier niets. Wel moet de vertegenwoordiger de rechten van de patiënt uitoefenen overeenkomstig diens waarden, voorkeuren van actuele en toekomstige zorg en levensdoelen. Hij betrekt de patiënt zoveel mogelijk en in verhouding tot het begripsvermogen van de patiënt.BesluitAan de beginselen van de oorspronkelijke wet wordt dus niets gewijzigd. De meeste wijzigingen houden op een of andere manier verband met het streven naar gezamenlijke besluitvorming (shared decisionmaking) en ook dat kan worden toegejuicht. Minder positief is dar een zekere neiging tot juridisering niet kon worden onderdrukt. De complexe regeling van de therapeutische exceptie is hiervan een voorbeeld. En het onderscheid tussen vertrouwenspersoon en vertegenwoordiger komt onvoldoende uit de verf.