Ook inzake eerstelijnsgezondheidszorg, echelonnering, ICPC-codering, standaarden, abortuswetgeving, toetsing levensbeëindiging ... is de bovenbuur mijn leermeester, erken ik als huisarts en wetenschapper.

In het kader van de tentoonstelling 'Stad en Universiteit, 200 jaar UGent' kruip ik in de huid van Dr. Guislain voor inleefrondleidingen in het STAM. Ik stel daar de vraag: ''als we het Koninkrijk der Nederlanden waren gebleven, zouden we anders omgaan met psychiatrische patiënten en geïnterneerden?"

200 jaar geleden op 11 april 1818 vaardigde Koning Willem I een koninklijk besluit uit met een hervormingsprogramma voor het krankzinnigenwezen. De Provinciale Commissie voor Geneeskunde schreef toen een prijsvraag uit om de behandelingsmethoden voor krankzinnigen te verbeteren. Dr. Guislain, die toen vooral in Noord-Holland verbleef, kreeg de prijs voor zijn 'Traité sur l'aliénation mentale et sur les hospices des aliénes'.

Het was de aanloop naar een vernieuwende aanpak voor krankzinnigen, naar het voorbeeld van o.a. William Battie in Engeland. Deze schreef in 1758 (!): "Waanzin is even behandelbaar als tal van andere fysieke kwalen. Patiënten met die ongelukkig makende ziekten, zelfs diegenen die daardoor een misdrijf plegen, mag men niet in de steek laten, niet met dwang behandelen, laat staan als overlast of als misdadigers opsluiten in weerzinwekkende gevangenissen".

In Frankrijk bevrijdde Philippe Pinel de krankzinnigen in de Salpêtière van hun boeien in 1795. Dr. Guislain, samen met kanunnik Petrus Triest, kon in 1828 de verhuis afdwingen van een groep geesteszieken uit de verschrikkelijke Gerard Duivelsteengevangenis in Gent, naar het aangepaste Alexianenklooster. Daar werden de eerste fundamenten gelegd van samenwerking tussen menslievende zorg en wetenschappelijk-therapeutische benadering.

Door de Belgische revolutie viel de verdere uitbouw stil. Het duurde tot 1841 voor een nieuwe commissie die mensonterende toestanden in het krankzinnigenwezen opnieuw zou onderzoeken. Dit gebeurde onder impuls van Edouard Ducpétiaux, een gedreven journalist zoals Guy Tegenbos. Hij nam Guislain onder de arm en in 1850 kreeg België eindelijk haar eerste wet betreffende de behandeling van krankzinnigen.

Ik kijk dan op naar Nederland

In 1857 was het 'Gesticht der krankzinnige mans aan de Brugsche Poort', het Saint-Guislaingesticht in de volksmond, een realiteit. Het was een schoolvoorbeeld op het Europese vasteland voor de behandeling van geesteszieken die men geneesbaar achtte. Ongeneeslijken en geïnterneerden hadden er nog geen plaats.

In Duitsland pleitte Johann Reil reeds in 1808 voor twee soorten geestesgestichten, een voor diegenen die wel te genezen waren, een voor blijvend ongeneeslijken. Hij gebruikte al eerste de term psychiatrie, ook voor die geesteszieken die misdrijven pleegden of gepleegd hadden en ongeneeslijk bleken.

Jacobus Schroeder van der Kolk volgde in Nederland zijn voorbeeld wat leidde tot een eerste krankzinnigenwet in 1841 en een eerste opsplitsing "(on) toerekeningsvatbaar" in 1886. En België?

Eind 2018, 200 jaar na het KB van Willem I, zal België aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moeten bewijzen dat het 1° de nodige maatregelen heeft genomen om het structurele probleem van geïnterneerden buiten de gevangenis te houden en de gepaste psychiatrische hulp te geven en 2° een oplossing en een regeling heeft gevonden voor alle klachten die er thans nog aanhangig zijn bij het Hof.

Inzake eerstelijnsgezondheidszorg, echelonnering, ICPC-codering, standaarden, abortuswetgeving, toetsing levensbeëindiging ... zijn onze noorderburen mijn leermeester, erken ik als huisarts en wetenschapper

België werd voor de eerste keer veroordeeld in 1998 en werd nadien nog 16 keer veroordeeld. Heden lopen er nog een vijftigtal klachten. Toch heb ik alle hoop op een goede afloop. Wat men ook moge denken en beweren over de ministers Geens en de Block, ik geloof in hun inzet en engagement. Zij zorgden er alleszins al voor dat longstay voor ongeneeslijk geïnterneerden mogelijk werd in Bierbeek. Aalst, Waver en Paifve volgen dankzij het aangepaste masterplan III.

Is daarmee het probleem van Guy Tegenbos opgelost? Minister Geens heeft alleszins ook daar een voorstel, te vergelijken met het Nederlands model. Maar wat dan met mensen die 'moorden' omdat ze mensen willen 'helpen' zoals in de zaak Poppe?

In het assisenproces Poppe werd ik opgeroepen door de verdediging als getuige om de stervensbegeleiding te schetsen vanaf de jaren 1970 tot heden, met de plaats van de arts en de verpleegkundige. Of de handelingen van verpleegkundige Poppe daarin te 'begrijpen' zouden kunnen zijn en of dit van invloed kon zijn op de strafmaat. In deze zaak werd geen deskundige aangaande aangeduid. Zowel de voorzitter als de openbaar aanklager verweten me echter dat ik deskundige uitleg gaf! Sommige collega's in de media ook. Ze horen blijkbaar niet graag dat 'levensbeëindiging zonder verzoek' nog steeds voorkomt en vaak doorgeschoven wordt naar de verpleegkundigen. Volgens het eerste wetenschappelijke surveyonderzoek onder artsen, in 1998, gebeurde dit in 3,2 procent van de overlijdens. 69 procent van die artsen schoof de uitvoering door naar verpleegkundigen.

Blijkbaar hoort men niet graag dat 'levensbeëindiging zonder verzoek' nog steeds voorkomt en vaak doorgeschoven wordt naar de verpleegkundigen

Na de invoering van de wetgeving omtrent patiëntenrechten, palliatieve zorg en euthanasie in 2002 kwam de praktijk nog altijd voor bij gemiddeld 1,7 procent van de overlijdens, en schoof meer dan 50 procent van de artsen de uitvoering door (surveyonderzoek 2001/2007/2013). De verpleegkundige opzadelen met het 'vuile werk', met de intentie het leven te beëindigen. Het zou wel invloed kunnen hebben op denk- en handelwijze zoals blijkt uit onderzoek en ervaring bij verpleegkundigen.

Ik kijk dan op naar Nederland. Heden liggen twee wetsvoorstellen op tafel waar stervensbegeleiders (liefst zelfs) geen artsen moeten zijn maar deskundigen in levenseindecounseling en menslievende zorg. Heden 8 maart besliste men ook dat vier gevallen aangaande mogelijke strafbare euthanasie door het Nederlandse Openbaar Ministerie zullen onderzocht worden. Er zullen vooraf deskundigen en getuigen bevraagd worden, waarschijnlijk ook uit België. Vorige jaren trad ik op in twee medische tuchtcolleges, één aangaande een weigering van euthanasie voor een psychiatrische patiënte, en één aangaande mogelijke uitvoering van euthanasie door een verpleegkundige-familielid.

Om Guy Tegenbos te parafraseren: het samenspel van landen, ooit verbonden, lost niet alle problemen op, maar geeft wel een veel degelijkere en professionele onderbouwing om te kunnen oordelen en helpen, ook in forensische psychiatrie en levenseindeproblematiek.

Ook inzake eerstelijnsgezondheidszorg, echelonnering, ICPC-codering, standaarden, abortuswetgeving, toetsing levensbeëindiging ... is de bovenbuur mijn leermeester, erken ik als huisarts en wetenschapper.In het kader van de tentoonstelling 'Stad en Universiteit, 200 jaar UGent' kruip ik in de huid van Dr. Guislain voor inleefrondleidingen in het STAM. Ik stel daar de vraag: ''als we het Koninkrijk der Nederlanden waren gebleven, zouden we anders omgaan met psychiatrische patiënten en geïnterneerden?" 200 jaar geleden op 11 april 1818 vaardigde Koning Willem I een koninklijk besluit uit met een hervormingsprogramma voor het krankzinnigenwezen. De Provinciale Commissie voor Geneeskunde schreef toen een prijsvraag uit om de behandelingsmethoden voor krankzinnigen te verbeteren. Dr. Guislain, die toen vooral in Noord-Holland verbleef, kreeg de prijs voor zijn 'Traité sur l'aliénation mentale et sur les hospices des aliénes'. Het was de aanloop naar een vernieuwende aanpak voor krankzinnigen, naar het voorbeeld van o.a. William Battie in Engeland. Deze schreef in 1758 (!): "Waanzin is even behandelbaar als tal van andere fysieke kwalen. Patiënten met die ongelukkig makende ziekten, zelfs diegenen die daardoor een misdrijf plegen, mag men niet in de steek laten, niet met dwang behandelen, laat staan als overlast of als misdadigers opsluiten in weerzinwekkende gevangenissen". In Frankrijk bevrijdde Philippe Pinel de krankzinnigen in de Salpêtière van hun boeien in 1795. Dr. Guislain, samen met kanunnik Petrus Triest, kon in 1828 de verhuis afdwingen van een groep geesteszieken uit de verschrikkelijke Gerard Duivelsteengevangenis in Gent, naar het aangepaste Alexianenklooster. Daar werden de eerste fundamenten gelegd van samenwerking tussen menslievende zorg en wetenschappelijk-therapeutische benadering. Door de Belgische revolutie viel de verdere uitbouw stil. Het duurde tot 1841 voor een nieuwe commissie die mensonterende toestanden in het krankzinnigenwezen opnieuw zou onderzoeken. Dit gebeurde onder impuls van Edouard Ducpétiaux, een gedreven journalist zoals Guy Tegenbos. Hij nam Guislain onder de arm en in 1850 kreeg België eindelijk haar eerste wet betreffende de behandeling van krankzinnigen. In 1857 was het 'Gesticht der krankzinnige mans aan de Brugsche Poort', het Saint-Guislaingesticht in de volksmond, een realiteit. Het was een schoolvoorbeeld op het Europese vasteland voor de behandeling van geesteszieken die men geneesbaar achtte. Ongeneeslijken en geïnterneerden hadden er nog geen plaats.In Duitsland pleitte Johann Reil reeds in 1808 voor twee soorten geestesgestichten, een voor diegenen die wel te genezen waren, een voor blijvend ongeneeslijken. Hij gebruikte al eerste de term psychiatrie, ook voor die geesteszieken die misdrijven pleegden of gepleegd hadden en ongeneeslijk bleken. Jacobus Schroeder van der Kolk volgde in Nederland zijn voorbeeld wat leidde tot een eerste krankzinnigenwet in 1841 en een eerste opsplitsing "(on) toerekeningsvatbaar" in 1886. En België?Eind 2018, 200 jaar na het KB van Willem I, zal België aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moeten bewijzen dat het 1° de nodige maatregelen heeft genomen om het structurele probleem van geïnterneerden buiten de gevangenis te houden en de gepaste psychiatrische hulp te geven en 2° een oplossing en een regeling heeft gevonden voor alle klachten die er thans nog aanhangig zijn bij het Hof. België werd voor de eerste keer veroordeeld in 1998 en werd nadien nog 16 keer veroordeeld. Heden lopen er nog een vijftigtal klachten. Toch heb ik alle hoop op een goede afloop. Wat men ook moge denken en beweren over de ministers Geens en de Block, ik geloof in hun inzet en engagement. Zij zorgden er alleszins al voor dat longstay voor ongeneeslijk geïnterneerden mogelijk werd in Bierbeek. Aalst, Waver en Paifve volgen dankzij het aangepaste masterplan III.Is daarmee het probleem van Guy Tegenbos opgelost? Minister Geens heeft alleszins ook daar een voorstel, te vergelijken met het Nederlands model. Maar wat dan met mensen die 'moorden' omdat ze mensen willen 'helpen' zoals in de zaak Poppe?In het assisenproces Poppe werd ik opgeroepen door de verdediging als getuige om de stervensbegeleiding te schetsen vanaf de jaren 1970 tot heden, met de plaats van de arts en de verpleegkundige. Of de handelingen van verpleegkundige Poppe daarin te 'begrijpen' zouden kunnen zijn en of dit van invloed kon zijn op de strafmaat. In deze zaak werd geen deskundige aangaande aangeduid. Zowel de voorzitter als de openbaar aanklager verweten me echter dat ik deskundige uitleg gaf! Sommige collega's in de media ook. Ze horen blijkbaar niet graag dat 'levensbeëindiging zonder verzoek' nog steeds voorkomt en vaak doorgeschoven wordt naar de verpleegkundigen. Volgens het eerste wetenschappelijke surveyonderzoek onder artsen, in 1998, gebeurde dit in 3,2 procent van de overlijdens. 69 procent van die artsen schoof de uitvoering door naar verpleegkundigen. Na de invoering van de wetgeving omtrent patiëntenrechten, palliatieve zorg en euthanasie in 2002 kwam de praktijk nog altijd voor bij gemiddeld 1,7 procent van de overlijdens, en schoof meer dan 50 procent van de artsen de uitvoering door (surveyonderzoek 2001/2007/2013). De verpleegkundige opzadelen met het 'vuile werk', met de intentie het leven te beëindigen. Het zou wel invloed kunnen hebben op denk- en handelwijze zoals blijkt uit onderzoek en ervaring bij verpleegkundigen. Ik kijk dan op naar Nederland. Heden liggen twee wetsvoorstellen op tafel waar stervensbegeleiders (liefst zelfs) geen artsen moeten zijn maar deskundigen in levenseindecounseling en menslievende zorg. Heden 8 maart besliste men ook dat vier gevallen aangaande mogelijke strafbare euthanasie door het Nederlandse Openbaar Ministerie zullen onderzocht worden. Er zullen vooraf deskundigen en getuigen bevraagd worden, waarschijnlijk ook uit België. Vorige jaren trad ik op in twee medische tuchtcolleges, één aangaande een weigering van euthanasie voor een psychiatrische patiënte, en één aangaande mogelijke uitvoering van euthanasie door een verpleegkundige-familielid.Om Guy Tegenbos te parafraseren: het samenspel van landen, ooit verbonden, lost niet alle problemen op, maar geeft wel een veel degelijkere en professionele onderbouwing om te kunnen oordelen en helpen, ook in forensische psychiatrie en levenseindeproblematiek.