...

De aandachtige televisiekijker zal dr. Valerie Verhulst misschien herkennen als een van de deelnemers aan het een-programma Taboe (televisieprogramma van VRT waarin mensen getuigen over een taboeonderwerp, nvdr), in de aflevering over autisme. Daarin vertelt ze ook dat ze aan anorexia nervosa lijdt. Valerie Verhulst: "Ik heb lang getwijfeld om in Taboe ook over mijn eetstoornis te praten uit vrees dat ik dan mijn copingmechanisme - mijn voeding controleren - kwijt zou zijn. Als iedereen het zou weten, dan moest ik er namelijk iets aan doen... Maar een medekandidate moedigde me aan om het te vertellen. Over autisme is al zo weinig bekend, laat staan over het hebben van autisme én een eetstoornis. Ik wil mensen informeren, misschien een inspiratie zijn voor sommigen. Tegelijkertijd zie ik het ook als een 'bescherming', tegen de eetstoornis. Mensen weten het nu, ik kan het niet maken om terug af te glijden." Vandaag is Valerie (33) huisarts in opleiding. Aan die keuze ging een intens traject vooraf.Valerie Verhulst: "Dat ik geneeskunde zou studeren, was vanzelfsprekend voor mij. Velen beginnen aan geneeskunde met een duidelijk idee al van wat ze willen worden. Ik niet. Toen we in het zesde jaar (Valerie volgde nog de zevenjarige basisopleiding geneeskunde, nvdr) onze afstudeerrichting moesten kiezen, vond ik dat te vroeg: al je stages zijn nog niet afgerond. Als je daarna nog van gedacht wil veranderen, is dat precies not done. Terwijl mij dat heel normaal lijkt: hoe kan je in je zesde jaar opleiding al 100% zeker weten welke specialisatie je voor de rest van je leven wil doen?" "Wat ik wel wist, was dat ik graag in het buitenland wilde werken. Ik had vrijwilligerswerk en twee van mijn stages in Afrika gedaan. In België voelde ik me niet goed, en dáár was ik graag. Ik was ervan overtuigd dat het in het buitenland beter zou gaan." "Vanuit die redenering koos ik voor de specialisatie urgentiegeneeskunde maar toen is het eigenlijk geleidelijk aan opnieuw bergaf beginnen te gaan met mij." "Op mijn 19de, dus toen ik in mijn tweede jaar geneeskunde zat, heb ik de eetstoornis anorexia nervosa ontwikkeld. Ik heb daar nooit hulp voor aanvaard, tot recent. Ik wist al die tijd wel dat ik probleem had, maar... (stil) Met periodes ging het beter en was ik minder met mijn voeding bezig, dan ging het weer slechter." "Als kind en tiener heb ik mij altijd 'anders' gevoeld. Alleen kon ik er de vinger niet op leggen: waarom voelde ik me anders? Ik dacht gewoon dat ik harder mijn best moest doen om te zijn zoals de anderen." "'Sociaal zijn' vond ik bijvoorbeeld heel moeilijk. Zoals dat gaat als je een nieuwe opleiding start, vormen er zich groepjes. Ik vond echter nooit aansluiting. Ik had geluk dat ik iemand kende met wie ik samen op school had gezeten in het lager en middelbaar, ik ging meestal bij haar zitten. Maar als zij eens niet naar de les kwam, ging ik ook niet. Want dan wist ik niet hoe ik me moest gedragen naar anderen toe, en dat gaf me heel veel stress. Ook al ben ik van jongs af aan nooit alleen geweest, ik voelde tot lang in mijn volwassen leven een eenzaamheid die ik niet kon plaatsen. Iemand verwoordde het ooit als volgt: in groep voel ik me nooit deelnemer, ik ben altijd toeschouwer. Dat is de nagel op de kop." "Studeren daarentegen is nooit een probleem geweest, ik deed dat met plezier! Ik weet wat ik moet doen, hoe ik het moet aanpakken, dat is veilig en makkelijk. Ben ik trouwens blij dat ik heb mogen studeren in een periode dat alles nog op papier gebeurde. Destijds had je een map per vak. Als je nu iets voor de unief moet opzoeken, moet je van de ene website doorklikken naar de andere... Waar begint en waar eindigt dat? (lacht)." "Ik legde goede examens af, zelfs in periodes dat ik een laag BMI had en maanden niet naar de les kon gaan omdat ik de kracht niet meer had. Ook op stage, en later tijdens mijn assistentschap was men tevreden over mij. Toch ging ik vaak huilend naar het ziekenhuis en huilend naar huis. Op het werk ben ik een sterke persoon en standvastige arts. Maar van zodra het afgelijnde werkt stopt, voel ik me vaak een fragiel vogeltje." "Het is op momenten dat ik me slecht voel en met een laag zelfbeeld kamp, dat ik begin te focussen op eten. Ik heb dan sowieso minder honger. Niet eten is echter vooral een manier om toch ergens de controle te bewaren. Het is mijn veilige onveilige haven." "Wie ondergewicht heeft, voelt veel minder. Je verdooft jezelf als het ware, leeft op adrenaline. Op die manier kon ik nog hard doorwerken en heeft niemand op mijn opleidingsplek ooit gezien dat er iets scheelde. Zolang ik niet met mezelf bezig moet zijn, voel ik me krachtig. 'Dankzij' mijn autisme kan ik ook goed verbergen, eten deed ik bijvoorbeeld als er anderen bij waren." "Toch was het op een gegeven moment echt op, ik kon niet meer en zat voor een shift huilend in mijn auto. Ik durfde zelfs mijn eigen huisarts niet te bellen. Niemand wist hoe ik me écht voelde... Het was één minuut stappen tot aan het ziekenhuis. Ik raapte mezelf tezamen en van zodra ik binnen was, functioneerde ik weer normaal. Omdat ik goed kon 'schakelen', lukte dat... Tot wanneer het niet meer lukte, natuurlijk. Uiteindelijk viel ik voor een langere periode uit." "In dagboeken schreef en analyseerde ik veel over mijn situatie, op een gestructureerde manier weliswaar (lacht). Zo maakte ik schema's van mijn verhalen. Ik stelde steeds dezelfde vragen: wie ben ik? Wat heb ik? Het was alsof ik niet verder kon zolang ik dat niet wist. Zelf noemde ik het: existentiële schuld en schaamte. Ik had het gevoel dat ik niet mocht bestaan, heb me op een gegeven moment zelfs afgevraagd of ik als baby iets heel ergs gedaan heb opdat ik me zo voelde." "In het centrum voor diagnostiek, stelde men een persoonlijkheidsstoornis 'niet-nader omschreven' bij me vast met depressie, eetstoornis en slaapstoornis. Met die diagnose kon ik eerlijk gezegd weinig. Mijn vragen - 'wie ben ik?', 'wat heb ik?' - bleven onbeantwoord. De visie van het behandelend team was dat ik gewoon socialer moest zijn. Maar dat was net mijn probleem! Nu ik meer mensen ken met autisme, valt het me op hoeveel misdiagnoses er wel niet gebeuren: theatrale persoonlijkheidsstoornis, borderline..." "Ik vroeg of ik ook op autisme zou getest worden. In het centrum was er namelijk een andere dame met een eetstoornis bij wie het onderzoek naar autisme liep en met wie ik een sterke verbinding voelde. En dat laatste voor het eerst in mijn leven! De professor vroeg waarom ik die vraag stelde. Ik, onmiddellijk: ah, oei, sorry! Ik ben er niet verder op doorgegaan. Vervolgens heeft het nog een jaar en twee maanden geduurd vooraleer de eerste psychiater aan me vroeg of ik ooit al gedacht had dat ik autisme had. Ein-de-lijk!" In het referentiecentrum autisme klonk het 'dat het toch wel duidelijk was' en dat ik ervan mocht uitgaan dat ik autisme had. Maar... de wachttijd om getest te worden bedraagt twee jaar. Ik wilde helemaal geen twee jaar wachten, ik wilde terug aan het werk! Maar ik wilde ook zeker zijn. In een ander, niet-gesubsidieerd centrum kon ik een half jaar later terecht." "De diagnose bevestigde wat ik al zolang voelde, en ergens ook wel dacht: ik heb autisme. Dat voelde als een opluchting, als thuiskomen: eindelijk weet ik waarom ik me al heel mijn leven 'zo' voel. Dankzij de diagnose weet ik: ik moet niet alles kunnen zoals iemand anders, ik moet gewoon mijn eigen manier zoeken." "Ik zeg uitdrukkelijk 'dankzij', ondanks dat er in de psychiatrie een beweging is om minder met diagnoses te werken om 'mensen niet in hokje te duwen'. Dat vind ik gek: dat sommigen, die geen autisme hebben, dat zeggen. Zorg moet toch om de patiënt gaan? Wel, ik voel me helemaal niet in een hokje geplaatst! Ik voel me nu juist meer 'echt', ik heb het gevoel dat ik verder kan met mijn leven en ik zie het leven terug zitten. Voor mij is het dus niet 'maar' een diagnose, het is zoveel meer." "Zo was de diagnose autisme voor mij onder andere een aanleiding om me te beraden over mijn toekomst als arts. Urgentiegeneeskunde was wat ik graag deed, maar ik was disproportioneel moe in vergelijking met toen ik assistent was op bijvoorbeeld interne geneeskunde. Als urgentiearts heb je soms de vroege, dan weer de late shift. Er is geen structuur." "Na veel wikken en wegen koos ik ervoor om over te schakelen naar huisartsgeneeskunde. In tussentijd had ik ook tropische geneeskunde bijgestudeerd in Antwerpen omdat ik me in de periode dat ik niet aan het werk was schuldig, voelde dat ik 'niets met geneeskunde deed'. En omdat ik het miste, natuurlijk.""(serieus) Ik heb lang gedacht dat ik voor mijn werk leefde. Presteren, presteren, presteren. Nu weet ik dat dat afleiding was voor hoe ik me echt voelde. Dankzij de diagnose, de ondersteuning en de mildheid van anderen heb ik geleerd niet zo hard te zijn voor mezelf." "Daarnaast heb ik ook ontdekt dat ik in de loop der jaren gestopt ben met veel dingen die ik graag deed omdat ik dacht dat ik daar als student en arts in opleiding geen tijd voor had. (glimlacht) Vandaag volg ik bijvoorbeeld opnieuw acrobatielessen." "Om maar te zeggen: een diagnose kan ook iets positief zijn. Het is om die reden dat ik gereageerd heb op de oproep om deel te nemen aan Taboe. Mijn bedoeling was om mee te gaan als arts en de tv-ploeg en kandidaten te informeren en begeleiden. Maar dan werd ik zelf gevraagd als kandidate..." "De covidpandemie heeft - zoals bij velen die met een eetstoornis kampen - mijn eetstoornis weer aangewakkerd. Door er tijdens de tv-opnames zo openlijk over te praten, kwam het besef dat ik er wel heel hard in vastzat. Als tegenreactie ben ik nog obsessiever op mijn voeding beginnen te letten. Tot mijn vriend me daarmee confronteerde. Dat is voor mij de aanleiding geweest om de klik te maken, dat het zo niet verder kon. Niet lang daarna heb ik me op de wachtlijst laten plaatsen voor een ziekenhuisopname. (stil) Het is schrijnend dat door de lange wachtlijsten van maanden tot zelfs een jaar - tot zelfs een patiëntenstop - sommige patiënten uiteindelijk de moed niet meer hebben om voor hun eetstoornis te vechten." "Toen ik wist dat ik een plaatsje had in het ziekenhuis, volgde ik in de praktijk waar ik haio ben een patiënte op met een eetstoornis. Ik voelde mij schuldig dat ik opgenomen zou worden, terwijl die patiënte naar mijn mening veel zieker was dan ik - ook al was dat objectief gezien niet zo. Achteraf denk ik: hoe heb ik die situatie kunnen volhouden? Ik heb immers heel lang gedacht, telkens opnieuw en opnieuw: nee, ik ben zo ziek niet." "Voor mijn opname was het plan dan ook om nadien zo snel mogelijk terug aan het werk te gaan, fulltime - opnieuw doen waar ik goed in ben! Ik dacht: ik ga dat - mijn ziekte - hier eens snel regelen. Viel dat even tegen (lacht). Op aanraden van mijn behandelend team ben ik nu halftijds aan de slag. Ik heb geleerd: als het over je eigen gezondheid gaat, is het oké om soms andermans advies op te volgen."