...

Dat zei orthopedist in opleiding en VASO-voorzitter Jonas Brouwers afgelopen zaterdag op het symposium Medische Wereld. Hij verzorgde er de introductie van het debat over de planning van het medisch aanbod. "Wat is jullie kijk daarop voor de komende jaren?", legde hij de bal in het kamp van de panelleden."It is difficult to make predictions, especially about the future", zei UZ Brussel-CEO Marc Noppen, en je hoorde de zaal glimlachen. Maar Noppen was serieus. "Het duurt negen jaar om een huisarts op te leiden en twaalf jaar om een specialist op te leiden", sprak hij en wat hij zei is natuurlijk niet onwaar. "Toch wordt er nu al beslist hoeveel neurochirurgen er binnen twaalf jaar moeten zijn." De UZ Brussel-CEO achtte dat naar eigen zeggen onmogelijk. "Bovendien", zo ging hij verder, "gaan we voorbij aan de zorgvraag die op ons afkomt." Hij verwees onder meer naar het effect van de babyboom op de vergrijzing tussen 2020 en 2030. Dat zal uiteraard budgettaire gevolgen hebben, merkte Noppen op, daarnaast is er ook de vraag wie er voor deze patiënten zal zorgen. Volgens Noppen stevenen we af op een voorspelbaar tekort in bepaalde disciplines, maar ook van zorgverleners in het algemeen. We moeten durven na te denken over de langere termijn, besloot de CEO van het Nederlandstalige universitaire ziekenhuis in Brussel. En nogmaals: "Het is gevaarlijk om nu te beslissen over wat er binnen twaalf jaar moet gebeuren." Artsen efficiënter inzettenVeerle Somers, decaan van de geneeskundefaculteit aan UHasselt, vindt dat de voorspellingsmodellen van het medisch aanbod meer geactualiseerd moeten worden. "We hebben het gehad over de vergrijzing en de toenemende zorgvraag. Ook de veranderde visie op werk van de jongere generatie artsen is een aspect dat meegenomen moet worden in de berekeningen, dat gebeurt nu nog te weinig", stelde ze tijdens het debat.Adjunct-administrateur-generaal van het Riziv Pedro Facon erkende dat de modellen voor verbetering vatbaar zijn, maar dat ze tegelijkertijd "absoluut nodig" zijn. Hij pleitte er in eenzelfde adem voor om te kijken hoe we artsen beter kunnen inzetten in die disciplines waar er tekorten bestaan. Dat houdt ook in: kijken naar de relaties tussen bepaalde zorgverstrekkers, zoals die tussen de tandartsen en mondhygiënisten, en oftalmologen en optometristen om er maar enkele te noemen. "Ik denk dat er veel mogelijkheden zijn om artsen efficiënter in te zetten. Technologie zal ons daarbij helpen, net als de paramedische beroepen."Werktijd van zorgverlenersDaarnaast legde Facon opnieuw de vraag op tafel naar de werktijd van artsen en andere zorgverleners. Dat deed hij in het verleden ook al eens, niet zonder gevolgen blijkbaar. "Het achtervolgt mij", lachte Facon, niet helemaal van harte. Hij duidde: "In ons model hebben we een beetje onderschat hoe fel de werktijd aan het evolueren is. We moeten daar eens goed naar kijken. Dat omvat ook een soort sociaal contract. Nu zijn artsen vrij om te bepalen hoeveel prestaties ze leveren. Ze kunnen hun inkomen genereren op basis van de nomenclatuur en supplementen. (tegen Bvas-voorzitter Johan Blanckaert) Nietwaar, Johan? Geniet er maar van, zolang je die supplementen nog mag aanrekenen." Blanckaert, die kon er wel mee lachen, maar Facon verduidelijkte voor de zekerheid (twee keer) dat het een grapje was. Over de discussie over de werktijd - "niet alleen van artsen" - hield hij voet bij stuk. Die moet er komen. "Bijvoorbeeld, wat mogen we verwachten op basis van het aantal behandelde patiënten per dag? De werktijd heeft een grote impact op het aantal artsen en het aantal zorgverstrekkers dat we nodig hebben", zo besloot hij.