...

Artikel één van het nieuwe KB wijzigt een uitvoeringsbesluit van de wet op de euthanasie. Met name heft het artikel 3 van het KB van 2 april 2003 op. Dat artikel handelde over de manier waarop de wilsverklaring 'opgesteld, herbevestigd, herzien of ingetrokken wordt'. Een wilsverklaring moest om haar geldigheid te behouden telkens binnen de vijf jaar herbevestigd worden. Die wijziging is op haar beurt een gevolg van een wijziging van de wet op de euthanasie zelf door de wet van 15 maart 2020. Deze bepaalt dat de wilsverklaring voor euthanasie (enkel nog) geldig is voor onbepaalde duur. Een wilsverklaring van bepaalde duur is dus niet meer geldig, en de schrapping van artikel 3 in het KB van 2 april 2003 is daarvan het logische gevolg.Misschien is daarmee het doek over de wilsverklaring van bepaalde duur toch nog niet definitief gevallen. Het Grondwettelijk Hof moet zich namelijk nog uitspreken over een verzoek tot vernietiging van de wijziging die de wet van 15 maart 2020 doorvoerde. In zijn advies over het wetsontwerp dat aan de basis lag van die wet had de Raad van State zich kritisch uitgelaten over de onmogelijkheid om nog een euthanasieverklaring van bepaalde duur op te maken: 'indien de wetgever alleen een regeling zou treffen voor personen die hun wilsverklaring een onbeperkte geldingsduur willen geven en niet voor personen die een beperkte geldingsduur wensen voor hun wilsverklaring, zou hij een ongelijke behandeling invoeren die moet kunnen worden verantwoord in het licht van het gelijkheidsbeginsel'. Het is dus uitkijken hoe het Grondwettelijk Hof hier tegenaan kijkt.