Het was in volle coronacrisis, de eerste golf. Toen we licht op groen kregen om onze eerste stappen terug in de tuinwinkel te zetten om een bloempje te kopen, leek dat een heerlijkheid alsof je vrijgelaten werd en het leven terug wat vorm en kleur kreeg. Op een van die eerste mooie momenten, ontmoette ik, de handen vol met bloemen, planten en groenten, een dierbare kennis, toneel-collega en vriendin.

Je staat er niet bij stil hoe 'asociaal' en geïsoleerd we leefden. Plots zie je mekaar weer, al is het maar even. En dan zie je wat gebeurt in het leven. Erg vermagerd deed zij haar verhaal. Darmkanker. 'Maar we maken er het beste van.' We bleven maar praten, ver genoeg uit elkaar. Mondmaskers waren er nog amper. De massale stockverbranding en de invoerchaos waren nog een perpetuum mobile in de dagelijkse media.

We keuvelden - op coronaveilige afstand, dus wat roepend - wel een uur lang, tot ergernis van andere winkelgangers. Rita vertelde over wat zij meemaakte. Welke rit zij aflegde, hoe dankbaar zij was, maar ook hoe moeilijk ze het soms had. Niet in het minst door een sporadisch gebrek aan empathie van enkele mensen waar ze in het ziekenhuis geconfronteerd mee was geweest.

Ze gaf enkele voorbeelden. Zo wenste Rita eens een afspraak voor chemotherapie een dag te verplaatsen 'indien dat eventueel mogelijk was'. Toen bekeken werd of dit kon, hoorde ze aan de andere kant van de lijn, zonder geslaagde poging het geluid te dempen: "Allez zeg, nu wil die dat verplaatsen, als iedereen zo gaat beginnen". Het werd toegezegd, maar even later werd ze opgebeld door een jonge arts. Dat dit ongeoorloofd was, zelfs onbeleefd, en dat het niet gewaardeerd werd. Het was goed voor één keer. Eén keer. In haar palliatieve bestaan.

Een andere keer onderging Rita een scan. Die bleek erg lang te duren. Toen het middag was, vroeg zij of er een mogelijkheid was om een broodje te kopen. Helaas zaten we in de lockdownfase en waren alle cafetaria gesloten. Het antwoord luidde dus: neen, helaas. Of dat had het antwoord kunnen zijn. Het antwoord was echter: "Nee, madammeke, daar had ge nu toch wel op voorhand aan kunnen denken en uw boterhammekes kunnen meebrengen, he".

We kunnen wel vriendelijk zijn en ons inbeelden hoe we zelf willen behandeld worden. Dat zit vaak in details

Rita wilde daar ooit iets over schrijven. Haar ervaringen delen. Iets bijdragen aan patiëntenzorg en -omgang. Iets doen aan bewustwording voor kleine, empathische details. Kleine dingetjes die een lijdensweg draaglijk maken. Maar ze besefte ook dat haar de kracht ontbrak. Daarom beloofde ik er ooit iets van te schrijven, in Artsenkrant. Dat waardeerde ze, op haar manier.

Rita droeg tomatenplanten, ik vroeg: "Ga je tomaten planten?". "Ja, mag ik?", vroeg ze, haar cynische zelve. 'Ja Rita, dat mag", glimlachte ik. Het was het laatste dat ik ooit tegen haar gezegd heb.

Haar strijd was bitter maar ook mooi. Gedragen door de liefde van haar dochters, kleinkinderen en waar toegelaten vrienden en familie, legde ze een palliatieve thuisweg af, weliswaar geïsoleerd door corona maar mede dankzij de aardse opwarming onder een prachtige zonnetje. Haar warme kaars werd uitgeblazen. Zoals ook ieders kaars onvermijdelijk doven zal. Het verhaal was geschreven.

Er volgde een prachtig symbolisch afscheid, in 'coronashiften' met foto's en natuurbloemen in een ontweide kapel. Het was betoverend mooi. Afscheid nemen is droevig. We vieren dan maar het leven.

Maar bij deze houd ik dus mijn belofte. Ik vraag aandacht voor detailempathie in de zorg. We moeten ons allemaal een beetje beschermen en kunnen niet te veel meegaan in dramatische verhalen. Maar we kunnen wel vriendelijk zijn en ons - al was het maar even - inbeelden hoe we zelf willen behandeld worden. Dat zit vaak in details. We worden zelf gelukkiger van geluk. Dus, hoe moeilijk het soms ook is, zeker in deze uitputtende coronatijden, laat ons aandacht geven aan empathie, ook in kleine, soms schijnbaar betekenisloze, gesprekken.

Het was in volle coronacrisis, de eerste golf. Toen we licht op groen kregen om onze eerste stappen terug in de tuinwinkel te zetten om een bloempje te kopen, leek dat een heerlijkheid alsof je vrijgelaten werd en het leven terug wat vorm en kleur kreeg. Op een van die eerste mooie momenten, ontmoette ik, de handen vol met bloemen, planten en groenten, een dierbare kennis, toneel-collega en vriendin. Je staat er niet bij stil hoe 'asociaal' en geïsoleerd we leefden. Plots zie je mekaar weer, al is het maar even. En dan zie je wat gebeurt in het leven. Erg vermagerd deed zij haar verhaal. Darmkanker. 'Maar we maken er het beste van.' We bleven maar praten, ver genoeg uit elkaar. Mondmaskers waren er nog amper. De massale stockverbranding en de invoerchaos waren nog een perpetuum mobile in de dagelijkse media.We keuvelden - op coronaveilige afstand, dus wat roepend - wel een uur lang, tot ergernis van andere winkelgangers. Rita vertelde over wat zij meemaakte. Welke rit zij aflegde, hoe dankbaar zij was, maar ook hoe moeilijk ze het soms had. Niet in het minst door een sporadisch gebrek aan empathie van enkele mensen waar ze in het ziekenhuis geconfronteerd mee was geweest.Ze gaf enkele voorbeelden. Zo wenste Rita eens een afspraak voor chemotherapie een dag te verplaatsen 'indien dat eventueel mogelijk was'. Toen bekeken werd of dit kon, hoorde ze aan de andere kant van de lijn, zonder geslaagde poging het geluid te dempen: "Allez zeg, nu wil die dat verplaatsen, als iedereen zo gaat beginnen". Het werd toegezegd, maar even later werd ze opgebeld door een jonge arts. Dat dit ongeoorloofd was, zelfs onbeleefd, en dat het niet gewaardeerd werd. Het was goed voor één keer. Eén keer. In haar palliatieve bestaan.Een andere keer onderging Rita een scan. Die bleek erg lang te duren. Toen het middag was, vroeg zij of er een mogelijkheid was om een broodje te kopen. Helaas zaten we in de lockdownfase en waren alle cafetaria gesloten. Het antwoord luidde dus: neen, helaas. Of dat had het antwoord kunnen zijn. Het antwoord was echter: "Nee, madammeke, daar had ge nu toch wel op voorhand aan kunnen denken en uw boterhammekes kunnen meebrengen, he".Rita wilde daar ooit iets over schrijven. Haar ervaringen delen. Iets bijdragen aan patiëntenzorg en -omgang. Iets doen aan bewustwording voor kleine, empathische details. Kleine dingetjes die een lijdensweg draaglijk maken. Maar ze besefte ook dat haar de kracht ontbrak. Daarom beloofde ik er ooit iets van te schrijven, in Artsenkrant. Dat waardeerde ze, op haar manier.Rita droeg tomatenplanten, ik vroeg: "Ga je tomaten planten?". "Ja, mag ik?", vroeg ze, haar cynische zelve. 'Ja Rita, dat mag", glimlachte ik. Het was het laatste dat ik ooit tegen haar gezegd heb.Haar strijd was bitter maar ook mooi. Gedragen door de liefde van haar dochters, kleinkinderen en waar toegelaten vrienden en familie, legde ze een palliatieve thuisweg af, weliswaar geïsoleerd door corona maar mede dankzij de aardse opwarming onder een prachtige zonnetje. Haar warme kaars werd uitgeblazen. Zoals ook ieders kaars onvermijdelijk doven zal. Het verhaal was geschreven.Er volgde een prachtig symbolisch afscheid, in 'coronashiften' met foto's en natuurbloemen in een ontweide kapel. Het was betoverend mooi. Afscheid nemen is droevig. We vieren dan maar het leven.Maar bij deze houd ik dus mijn belofte. Ik vraag aandacht voor detailempathie in de zorg. We moeten ons allemaal een beetje beschermen en kunnen niet te veel meegaan in dramatische verhalen. Maar we kunnen wel vriendelijk zijn en ons - al was het maar even - inbeelden hoe we zelf willen behandeld worden. Dat zit vaak in details. We worden zelf gelukkiger van geluk. Dus, hoe moeilijk het soms ook is, zeker in deze uitputtende coronatijden, laat ons aandacht geven aan empathie, ook in kleine, soms schijnbaar betekenisloze, gesprekken.