De voorbije coronamaanden is er veel oorlogsretoriek gebruikt. In de luwte van de almaar verbeterende pandemiecijfers moeten we ons de vraag durven te stellen: hoeveel collateral damage is er de voorbije maanden aangericht? Kunnen we diegenen een stem geven die naamloos in de dagelijkse statistieken verdwenen zijn?

In een periode waar ziekte en sterven zo prominent ons dagelijks leven zijn binnengedrongen, is het ontstellend om vast te stellen hoe weinig aandacht de kwaliteit van dat sterven heeft gekregen. Nochtans is wat we als 'goed sterven' zijn gaan zien, behoorlijk goed gekend en bestudeerd. Daar horen evidente dingen bij: zo pijnloos mogelijk, zonder veel symptomen sterven, mee kunnen beslissen hoe en waar je zal sterven, omringd door diegenen van wie je houdt. We hebben in onze gezondheidzorg een traject afgelegd van toenemende aandacht hiervoor, we hebben een solide palliatieve zorg uitgebouwd die daartoe bijdraagt. Een virus van enkele nanometer groot heeft dit op korte tijd onder druk gezet of uit het oog doen verliezen.

Een greep uit de grabbelton aan menselijk leed van de laatste maanden. Een zwaar zieke man met dementie in het laatste stadium wordt omwille van een positieve test, uit angst voor verdere verspreiding en bij gebrek aan voldoende beschermingsmateriaal voor het personeel, vanuit het woonzorgcentrum nog naar het ziekenhuis getransfereerd en sterft daar na twee dagen, alleen.

Een vrouw van middelbare leeftijd die door haar aandoening nauwelijks nog in staat is tot contact, kan niet op de palliatieve eenheid blijven omdat ze positief test en wordt getransfereerd naar de covid-afdeling van een ziekenhuis en sterft daar geïsoleerd en met bezoek van haar partner gedurende nauwelijks een uurtje per dag. Zo veel verhalen, Willem Vermandere zong ooit: "altijd iemands vader, altijd iemands kind."

Als er een tweede golf komt, moet palliatieve zorg terug te vinden zijn in elk plan en in elke maatregel

Niet overal heeft men netjes binnen de lijntjes van de voorschriften gekleurd en een pragmatische oplossing gezocht voor de grootste onmenselijkheid. In heel wat woonzorgcentra, soms erg getroffen, heeft men prachtig werk geleverd om in erg moeilijke omstandigheden de levenskwaliteit van de bewoners te vrijwaren.

In heel wat ziekenhuizen hebben hulpverleners het menselijke contact, het contact met families, de comfortzorg voor zieken en stervenden dagelijks ondersteund en bewerkstelligd. Maar toch.

In ijltempo heeft onze gezondheidszorg en samenleving de overstap gemaakt naar crisiszorg om een virusuitbraak van ongekende omvang onder controle te krijgen. Maatregelen waren ongezien, ingrijpend en vaak terecht. In onze gezondheidszorg moest een evenwicht gevonden worden tussen de veiligheid van de hulpverleners, het niet nodeloos bijdragen tot de verspreiding van het virus en het op peil houden van de geleverde zorg.

De vraag is of dit evenwicht voldoende was, en of de zorg op peil bleef? Velen zijn gestorven, velen hebben geliefden verloren in omstandigheden die tot voor enkele maanden ondenkbaar waren. De tol aan menselijk leed is groot. In hoeverre was dat vermijdbaar?

Nu de eerste golf grotendeels achter ons ligt, is het tijd voor reflectie. Dat kunnen we niet alleen door het in kaart brengen van over- en ondersterfte, van ziekenhuisopnames en van het aantal geventileerde patiënten.

In een moderne en kwaliteitsvolle gezondheidszorg hoort er even veel aandacht te zijn voor palliatieve zorg als voor curatieve en preventieve zorg. Als er een tweede golf aankomt moet dat terug te vinden zijn in elk plan en in elke maatregel. Nu hebben we dat te snel en te gemakkelijk losgelaten.

De voorbije coronamaanden is er veel oorlogsretoriek gebruikt. In de luwte van de almaar verbeterende pandemiecijfers moeten we ons de vraag durven te stellen: hoeveel collateral damage is er de voorbije maanden aangericht? Kunnen we diegenen een stem geven die naamloos in de dagelijkse statistieken verdwenen zijn?In een periode waar ziekte en sterven zo prominent ons dagelijks leven zijn binnengedrongen, is het ontstellend om vast te stellen hoe weinig aandacht de kwaliteit van dat sterven heeft gekregen. Nochtans is wat we als 'goed sterven' zijn gaan zien, behoorlijk goed gekend en bestudeerd. Daar horen evidente dingen bij: zo pijnloos mogelijk, zonder veel symptomen sterven, mee kunnen beslissen hoe en waar je zal sterven, omringd door diegenen van wie je houdt. We hebben in onze gezondheidzorg een traject afgelegd van toenemende aandacht hiervoor, we hebben een solide palliatieve zorg uitgebouwd die daartoe bijdraagt. Een virus van enkele nanometer groot heeft dit op korte tijd onder druk gezet of uit het oog doen verliezen.Een greep uit de grabbelton aan menselijk leed van de laatste maanden. Een zwaar zieke man met dementie in het laatste stadium wordt omwille van een positieve test, uit angst voor verdere verspreiding en bij gebrek aan voldoende beschermingsmateriaal voor het personeel, vanuit het woonzorgcentrum nog naar het ziekenhuis getransfereerd en sterft daar na twee dagen, alleen. Een vrouw van middelbare leeftijd die door haar aandoening nauwelijks nog in staat is tot contact, kan niet op de palliatieve eenheid blijven omdat ze positief test en wordt getransfereerd naar de covid-afdeling van een ziekenhuis en sterft daar geïsoleerd en met bezoek van haar partner gedurende nauwelijks een uurtje per dag. Zo veel verhalen, Willem Vermandere zong ooit: "altijd iemands vader, altijd iemands kind." Niet overal heeft men netjes binnen de lijntjes van de voorschriften gekleurd en een pragmatische oplossing gezocht voor de grootste onmenselijkheid. In heel wat woonzorgcentra, soms erg getroffen, heeft men prachtig werk geleverd om in erg moeilijke omstandigheden de levenskwaliteit van de bewoners te vrijwaren. In heel wat ziekenhuizen hebben hulpverleners het menselijke contact, het contact met families, de comfortzorg voor zieken en stervenden dagelijks ondersteund en bewerkstelligd. Maar toch.In ijltempo heeft onze gezondheidszorg en samenleving de overstap gemaakt naar crisiszorg om een virusuitbraak van ongekende omvang onder controle te krijgen. Maatregelen waren ongezien, ingrijpend en vaak terecht. In onze gezondheidszorg moest een evenwicht gevonden worden tussen de veiligheid van de hulpverleners, het niet nodeloos bijdragen tot de verspreiding van het virus en het op peil houden van de geleverde zorg. De vraag is of dit evenwicht voldoende was, en of de zorg op peil bleef? Velen zijn gestorven, velen hebben geliefden verloren in omstandigheden die tot voor enkele maanden ondenkbaar waren. De tol aan menselijk leed is groot. In hoeverre was dat vermijdbaar?Nu de eerste golf grotendeels achter ons ligt, is het tijd voor reflectie. Dat kunnen we niet alleen door het in kaart brengen van over- en ondersterfte, van ziekenhuisopnames en van het aantal geventileerde patiënten. In een moderne en kwaliteitsvolle gezondheidszorg hoort er even veel aandacht te zijn voor palliatieve zorg als voor curatieve en preventieve zorg. Als er een tweede golf aankomt moet dat terug te vinden zijn in elk plan en in elke maatregel. Nu hebben we dat te snel en te gemakkelijk losgelaten.