Hij deed dit met een grote precisie, met een sterke sociale gevoeligheid en met grote aandacht voor de persoon van de politicus, zijn zwakheden en zijn sterkten. Dat drievoudig mengsel maakte zijn boeken tot echte bestsellers: De Keien van de Wetstraat. Geen Winnaars in de Wetstraat. De Strijd om de Zestien. Sire, geef me honderd dagen. Omtrent Wilfried Martens. Geen Blad voor de Mond...

Hugo De Ridder werd geprezen om zijn onderzoeksen onthullingsjournalistiek. Hij bracht onder meer misbruiken bij de vroegere staatstelefoonmaatschappij RTT aan het licht.

Hij maakte ook de Poupehan-gesprekken bekend: in een vakantiehuisje in dat dorpje aan de Semois tekenden vier mannen het herstelbeleid van de jaren tachtig uit: toenmalig premier Wilfried Martens, zijn kabinetschef Fons Verplaetse, vakbondsvoorzitter Jef Houthuys (ACV) en Hubert Detremerie, de topman van Bacob, de bank van de christelijke arbeidersbeweging (later opgegaan in de bank Dexia).

Hugo De Ridder schreef ook jarenlang over de gezondheidszorg en de ziekteverzekering

Wat weinig of geen aandacht kreeg, afgelopen dagen, was dat Hugo De Ridder ook jarenlang instond voor de verslaggeving over de gezondheidszorg en de ziekteverzekering in de krant, tot hij dat eind de jaren tachtig aan mij doorgaf.

Als geen ander volgde hij dat zeer minutieus op: ook de onderhandelingen over de honoraria en de terugbetalingstarieven in de commissie artsenziekenfondsen (nu meestal medicomut genoemd).

Hij beschreef ook de concurrentiestrijd onder de ziekenfondsen en de uitwassen daarvan, en de tweestrijd tussen de artsenvakbonden van die tijd: die van dr. Wynen (nu: Bvas) en die van dr. De Brabanter (ASGB). Domus Medica en de derde artsenvakbond AADM bestonden toen nog niet.

Ook de ethische kwesties en de grote discussies over de Orde van de Artsen bracht hij in de krant. Een arts moest in die tijd De Standaard lezen, wilde hij op de hoogte zijn. De Standaard werd toen op die manier de artsenkrant, omdat er nog geen Artsenkrant was.

Hugo maakte echter geen krant voor de artsen alleen. Zijn verslaggeving had niet enkel als doel de artsen te informeren over hun beroep en hun inkomen. Zijn artikels waren bedoeld voor alle lezers: als geen ander wist hij in kaart te brengen en te laten aanvoelen welke politieke en maatschappelijke waarden in het geding waren.

Dat openbaren en die waarden naar voor halen, dat was zijn journalistieke roeping.

Hij deed dit met een grote precisie, met een sterke sociale gevoeligheid en met grote aandacht voor de persoon van de politicus, zijn zwakheden en zijn sterkten. Dat drievoudig mengsel maakte zijn boeken tot echte bestsellers: De Keien van de Wetstraat. Geen Winnaars in de Wetstraat. De Strijd om de Zestien. Sire, geef me honderd dagen. Omtrent Wilfried Martens. Geen Blad voor de Mond...Hugo De Ridder werd geprezen om zijn onderzoeksen onthullingsjournalistiek. Hij bracht onder meer misbruiken bij de vroegere staatstelefoonmaatschappij RTT aan het licht.Hij maakte ook de Poupehan-gesprekken bekend: in een vakantiehuisje in dat dorpje aan de Semois tekenden vier mannen het herstelbeleid van de jaren tachtig uit: toenmalig premier Wilfried Martens, zijn kabinetschef Fons Verplaetse, vakbondsvoorzitter Jef Houthuys (ACV) en Hubert Detremerie, de topman van Bacob, de bank van de christelijke arbeidersbeweging (later opgegaan in de bank Dexia).Wat weinig of geen aandacht kreeg, afgelopen dagen, was dat Hugo De Ridder ook jarenlang instond voor de verslaggeving over de gezondheidszorg en de ziekteverzekering in de krant, tot hij dat eind de jaren tachtig aan mij doorgaf.Als geen ander volgde hij dat zeer minutieus op: ook de onderhandelingen over de honoraria en de terugbetalingstarieven in de commissie artsenziekenfondsen (nu meestal medicomut genoemd).Hij beschreef ook de concurrentiestrijd onder de ziekenfondsen en de uitwassen daarvan, en de tweestrijd tussen de artsenvakbonden van die tijd: die van dr. Wynen (nu: Bvas) en die van dr. De Brabanter (ASGB). Domus Medica en de derde artsenvakbond AADM bestonden toen nog niet.Ook de ethische kwesties en de grote discussies over de Orde van de Artsen bracht hij in de krant. Een arts moest in die tijd De Standaard lezen, wilde hij op de hoogte zijn. De Standaard werd toen op die manier de artsenkrant, omdat er nog geen Artsenkrant was.Hugo maakte echter geen krant voor de artsen alleen. Zijn verslaggeving had niet enkel als doel de artsen te informeren over hun beroep en hun inkomen. Zijn artikels waren bedoeld voor alle lezers: als geen ander wist hij in kaart te brengen en te laten aanvoelen welke politieke en maatschappelijke waarden in het geding waren.Dat openbaren en die waarden naar voor halen, dat was zijn journalistieke roeping.