...

Michael Bultheel vertegenwoordigde België in de 400 meter horden op de Olympische Spelen van Londen (2012) en Rio (2016). "Na de eerste deelname was de ervaring zo overweldigend dat ik het nog een keer wou meemaken", zegt hij. "Ik was al als assistent aan de slag, waardoor ik mijn eerst twee jaar heb opgesplitst om de atletiek mogelijk te maken." Wat is het eerste beeld dat u voor de geest komt als u terugdenkt aan de Olympische Spelen?Wat het meest indruk op mij heeft gemaakt, is het moment waarop ik in Londen op de piste kwam vanuit de catabomben. Dat stadion was gigantisch, er zaten 80.000 toeschouwers en ik liep de halve finale samen met David Greene, de Britse wereldkampioen en topfavoriet. Het publiek ging uit zijn dak voor hem. Vijf minuten aan een stuk applaus en gejuich. Dat was echt een kippenvelmoment. Je moet dan maar denken dat het ook voor u is dat ze dat doen, hé ( lacht). Hoe groot is de stress dan?Dat zijn gigantische stressmomenten. Het is heel moeilijk om dan geconcentreerd te blijven, want je wordt gebombardeerd met visuele indrukken en geluiden. Maar je probeert dat te kanaliseren om jezelf op te peppen en die energie te gebruiken. Dat lukte mij redelijk goed op de Spelen. Maar als ik van iets spijt heb, dan is het dat ik in mijn carrière niet heb samengewerkt met een sportpsycholoog. Zoals je je looptechniek kan verfijnen, kan je dat ook met je mentale benadering. U maakte desondanks wel een tijd deel uit van de estafetteploeg van de Borlées en u stond individueel twee keer in een halve finale op de Olympische Spelen.In Londen zat ik dicht bij de finale, in Rio was het anders, daar had ik een maand voordien een kleine blessure opgelopen, een contractuur in de hamstrings. Het is een verhaal dat ik soms bij patiënten gebruik. Mijn kinesist, in wie ik vertrouwen had, zat al in Rio. Dat letsel was niet zo significant, maar de impact ervan werd uitvergroot omdat er zo veel van afhing. Dus mijn laatste maand voorbereiding verliep niet goed. Maar toen zag ik in Rio mijn kine terug. Ik ben één keer door hem behandeld en mijn pijn was weg. Toen besefte ik: dat is de impact van het mentale omdat ik weer bij hem terechtkon. In welke zin gebruikt u dat verhaal bij patiënten?Ik vertel mijn ervaring soms als patiënten zich angstig voelen over een bepaald musculoskeletaal probleem. Je mag niet te veel focussen op de pijn, je moet kijken naar de stappen vooruit die je zet. Als je op een kwaal focust, onderhoudt dat zichzelf wat. Aan welke van de twee Spelen houdt u de beste herinneringen over: Londen of Rio?Londen, omdat de sfeer heel uitgelaten was en de Britten een sportvolk zijn. Het leefde. In Rio lag dat wat moelijker: de lokale bevolking stond er niet zo achter en de organisatie was minder strak. Je zat met zes elk in een klein kamertje van een appartement en soms werkten de toiletten niet of stroomde de douche over. Het Belgisch record op de 400 meter horden staat op naam van Marc Dollendorf. U bent nipt tweede. Spookt dat nog wel eens door uw dromen?Dat ik dat Belgisch record niet heb gelopen, is een beetje jammer. Want als je 49.04 kan lopen, dan kan je ook 48.91 halen. Na de Spelen van Londen liep ik op een meeting in Berlijn. Ik stond in de buitenbaan en had het startschot niet gehoord. Pas toen ik de atleet links van mij zag vertrekken, ben ik beginnen te lopen. Je zag dat mijn reactietijd een halve seconde later was, terwijl dat normaal een tiende van een seconde is. Ik liep toen 49.02. Met een normale start had ik daar het Belgisch record gebroken. U bent gestopt met hordenlopen in 2018. Op de regionale pagina's van de krant stond het na een interclubmeeting in Kortrijk met één zinnetje in een verslagje. Pas daarna kwam er ook nationaal aandacht.Dat is een beetje mijn persoonlijkheid, denk ik. Ik was toen al bezig met mijn opleiding als specialist en trainde niet meer. Ik had er geen behoefte aan om mijn afscheid officieel aan te kondigen. Er was altijd enige twijfel geweest of ik mijn opleiding en de atletiek goed zou kunnen combineren. In de winter werkte ik voltijds en 's avonds ging ik alleen trainen in de kou. Dat deed ik om in de zomer wat vrijaf te kunnen krijgen voor de competities. Na de zomer die draad van je opleiding weer moeten oppikken, was niet altijd gemakkelijk. Ik ben vooral blij dat ik het allemaal heb mogen en kunnen meemaken!