...

Vergaderingen van de crisiscel verliepen volgens een vast patroon. Eerst maakte men op basis van een Sciensano-rapport een medisch-wetenschappelijke evaluatie over de verspreiding en beheersing van de ziekte. "We overliepen ook de prognoses", legt Christiaan Decoster uit. "Deze waren deels richtinggevend voor de verdere aanpak." Daarna analyseerde de cel de ziekenhuiscapaciteit en de beddenbezetting door covidpatiënten. Hiervoor deed men een beroep op de 'Hospital & Transport Surge Capacity'-groep (HTSC). "Heel belangrijk. Deze groep werd opgericht door Pedro Facon en Marcel Van der Auwera, hoofd van de dienst dringende medische hulpverlening. In de HTSC zetelden de ziekenhuiskoepels en de betrokken beroepsgroepen, onder meer artsen uit de IZ-diensten, prof. Geert Meyfroidt (KU Leuven) bijvoorbeeld." Vrij snel registreerde de HTSC beddenbezetting, spoedopnames en de bezetting op intensieve zorg. Ook het aantal beademingstoestellen hield men bij. Een codesysteem liet toe voldoende bedden vrij te houden voor covidpatiënten. Om meer IZ-bedden te creëren, werden soms afdelingen herschikt. Uiteraard was prioritering nodig. Steunend op deze analyses gingen er ministeriële omzendbrieven met richtlijnen naar de ziekenhuizen. HTSC-voorzitter Marcel Van der Auwera rapporteerde aan de crisiscel. Daar besprak men ook knelpunten. Was een ziekenhuis volzet dan ging men na of patiënten getransfereerd of georiënteerd konden worden naar andere ziekenhuizen." Een wetswijziging onderbouwde de opnameplanning juridisch. Ook de wet op de dringende medische hulpverlening werd gewijzigd om transfers tussen ziekenhuizen mogelijk te maken. De hoofdarts kreeg hierbij belangrijke verantwoordelijkheden. Artsen moesten tijdens covid soms moeilijke beslissingen nemen. Op initiatief van de crisiscel formuleerde een werkgroep medische ethiek daarom aanbevelingen inzake prioritering voor ziekenhuisopname. Deze groep steunde op adviezen van de Hoge Gezondheidsraad, de federale commissie patiëntenrechten en de commissie voor bio-ethiek. Nog op de agenda van de crisiscel: een overzicht van de werkzaamheden en oriëntaties van de verschillende betrokken organen. Decoster: "In het bijzonder ging het dan over het overlegcomité van de regeringen waar maatregelen met een maatschappelijke impact (lockdown, bubbels, maskerplicht, afgelaste activiteiten, culturele, sportieve en andere events,...) ter bescherming van de volksgezondheid aan bod kwamen. De Groep van Experts voor Managementstrategie (GEMS), een wetenschappelijke commissie onder leiding van prof. Erika Vlieghe (UAntwerpen), stond het overlegcomité bij. Na het akkoord van de IMC werd de GEMS een permanent orgaan. Het coronacommissariaat onder leiding van Pedro Facon bereidde de vergaderingen van het overlegcomité zorgvuldig voor. De FOD controleerde het naleven van de beslissingen inzake horeca en bedrijven. Knelpunten werden voorgelegd aan de crisiscel. Chris Decoster: "In maart 2020 maakte de crisiscel prioritair werk van beschermingsgoederen. Dat was ook de eerste opdracht voor de taskforce van minister Philippe De Backer. Het moest zeer snel gaan gezien de grote problemen in de rustoorden - eigenlijk gemeenschapsbevoegdheid. Om duidelijkheid te creëren, keurde de IMC een protocol goed. Voor doelgroepen gefinancierd door het federale Riziv is de federale overheid verantwoordelijk. De gemeenschappen zijn verantwoordelijk voor doelgroepen onder hun bevoegdheid. In principe moesten ze dus voor de rustoorden zelf beschermingsgoederen aankopen." Gemeenschappen en het federaal niveau informeerden elkaar over hun aankopen. "Alles gebeurde broederlijk naast elkaar", aldus Decoster. "Er is nooit een conflict geweest. Consensus was er ook om één vijfde van elke aankoop in een gemeenschappelijke pot te stoppen. Daarop kon iedereen een beroep doen bij uitputting van de eigen stock. De solidariteit ging in de twee richtingen, van federaal naar de gemeenschappen en omgekeerd." Tweede prioriteit: ontwikkeling van een testbeleid. De pandemie besmette immers de hele bevolking. Een crisis lang vroeg men zich af wanneer en bij wie er (prioritair) moest getest worden? PCR-, antigeen- en zelftesten werden aangekocht, opgeslagen en verdeeld. Decoster: "Prioritering was nodig bij suboptimale voorraden." Een interfederale werkgroep - met daarin ook het federale niveau - werkte het test- en contacttracingbeleid uit. Karine Moykens, nu secretaris-generaal van het Vlaamse Departement Zorg, leidde dit. "Ze genoot het volle vertrouwen van de gemeenschappen en het federale niveau. De IMC hakte knopen door inzake testen, contacttracing, quarantaine en isolatie." Ook over de oprichting, organisatie, afname, triage en financiering van de triage- en afnamecentra kwam een protocolakkoord tussen federaal en de gemeenschappen tot stand. De meeste mensen lieten zich in een eerste fase door een huisarts testen. Maar net zoals de ziekenhuizen dreigden zij overbelast te geraken. Decoster: "Om hen te ontlasten en in een goede begeleiding te voorzien, hebben de eerstelijnszones van de gemeenschappen test-, triage- en afnamecentra opgericht, echte testdorpen en -straten. Voor de rustoorden en moeilijk bereikbare mensen kwamen er mobiele teams. In geval er clusters ontstonden, zoals vaak in de rustoorden, werd er collectief getest. Organisatie en financiering van de centra was gemeenschapsmaterie, het testen zelf was een medische prestatie en viel onder Riziv-financiering. Testen op zich volstond natuurlijk niet. Aansluitend was er nood aan voldoende capaciteit voor labo-analyses. "Initieel was dit de bevoegdheid van de taskforce De Backer. Later kwam er hiervoor onder leiding van professor Herman Goossens (UAntwerpen) en in nauwe samenwerking met het Riziv en de FOD een aparte werkgroep. Deze bepaalde de nodige testcapaciteit uitgaande van een teststrategie", licht Decoster toe. "Uitgangspunt was dat de gewone labocapaciteit niet volstond. De oprichting van een federaal platform, een synergie van UZ's, creëerde voldoende labocapaciteit."