...

De literatuur laat er geen twijfel over bestaan dat oxidatieve stress betrokken is bij de vernietiging van de dopaminerge neuronen die aan de basis ligt van de ziekte van Parkinson. Oxidatieve stress is in de hersenen afkomstig van een hele reeks processen, incluis de aanmaak van dopamine op zich. Andere goed gedocumenteerde risicofactoren zijn inflammatie en de leeftijd. Hersen-schade door oxidatieve stress induceert een zichzelf versterkend proces, waarbij de beschadigde cellen gaan disfunctioneren en daardoor opnieuw aanleiding geven tot een verhoogde concentratie aan vrije zuurstofradicalen. Antioxidantia uit de voeding binden vrije zuurstofradicalen en kunnen dus mogelijk letsels gerelateerd aan oxidatieve stress tegengaan. In het onderzoek dat in Neurology verscheen, analyseerden onderzoekers gegevens uit de Zweedse National March Cohort. De analyse betrof 41.058 personen die een uitgebreide vragenlijst over hun leefgewoonten en medische voorgeschiedenis invulden, incluis hun BMI en dagelijkse hoeveelheid lichaamsbeweging. Personen met een vooraf bestaande ziekte van Parkinson werden niet in de analyse opgenomen. De deelnemers omschreven hun gemiddelde inname van verschillende voedingsmiddelen en drank gedurende het afgelopen jaar. Aan de hand van een Zweedse gegevensbank schatten de onderzoekers voor iedere deelnemer de inname van vitamine C, vitamine E en bèta-caroteen. In studies komen uiteenlopende bevindingen naar voren over het verband tussen individuele antioxidantia en de ziekte van Parkinson. Eén van de mogelijke verklaringen is dat antioxiderende stoffen met elkaar in interactie treden voor het klaren van vrije zuurstofradicalen. Wat één antioxidans tot stand brengt, wordt dus bepaald door de inname van een ander antioxidans door dezelfde persoon. Daarom berekenden de onderzoekers ook per deelnemer de totale antioxiderende capaciteit van de voeding (NEAC, non-enzymatic antioxidant capacity), op basis van de verschillende relevante componenten. Ook daarvoor konden ze over tabellen beschikken. De follow-up van de patiënten vond plaats tussen 1997 en 2016. Tijdens die periode werd bij 465 deelnemers de ziekte van Parkinson gediagnosticeerd. De gemiddelde leeftijd bij diagnose was 74,6 jaar. De cohorte werd op basis van de inname van vitamines en NEAC in drie groepen verdeeld. Personen in het hoogste tertiel waren meestal ouder, hoger opgeleid, en aten meer groenten en fruit. In het laagste tertiel zaten meer rokers en mensen met een hoge zuivelconsumptie. De ruwe gegevens werden gecorrigeerd voor mogelijke verwarrende variabelen, zoals de sekse, de BMI, de hoeveelheid lichaamsbeweging en het opleidingsniveau, alsook het gebruik van tabak en alcohol. Ten opzichte van de personen uit het laagste tertiel voor vitamine C was bij respondenten uit het hoogste tertiel het risico op de ziekte van Parkinson 35% lager. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de tertielen van vitamine E. Personen die voor beide vitamines in het hoogste tertiel zaten hadden zelfs 38% minder risico dan deelnemers uit het laagste tertiel. De auteurs concluderen daaruit dat beide vitamines elkaars effect versterken. Uit subgroepanalyse blijkt dat vitamine E een krachtiger effect heeft bij personen met overgewicht of obesitas. In die subgroep hebben deelnemers uit het hoogste tertiel voor vitamine E een 56% lager risico dan mensen uit het laagste tertiel. In aanwezigheid van overgewicht of obesitas heeft ook vitamine C een meer uitgesproken effect: hier bedraagt het verschil tussen het hoogste en het laagste tertiel 48%. Er werd geen verband gevonden met de inname van bèta-caroteen of met de NEAC. Sterke punten in dit onderzoek zijn de prospectieve opzet en de lange follow-up. Een zwak punt is, zoals in vele andere studies naar de effecten van voeding, dat de onderzoekers zich moeten baseren op rapportage door de deelnemers zelf. Daarom stellen de onderzoekers voor dat toekomstig onderzoek specifiek wordt gericht op voedingsstoffen die veel vitamine C en vitamine E bevatten, zoals fruit en groenten, respectievelijk plantaardige oliën, noten en zaden. De Zweedse studie verschilt in verschillende opzichten van studies die geen verband vonden met anti- oxidantia. Zo neemt deze cohorte minder vitamine E in en is ze jonger. Dat brengt de auteurs op het idee dat voedselinname op middelbare leeftijd misschien relevant kan zijn om het preventieve effect tot stand te brengen. De ziekte van Parkinson kent immers een zeer lang preklinisch stadium.