...

De onderzoekers wilden in eerste instantie nagaan of blootstelling aan het SARS-CoV-2 in utero een weerslag heeft op de psychomotorische ontwikkeling van het jonge kind - een gegeven dat tot nog toe niet gedocumenteerd is (1). De vrees voor ongunstig effecten van een virale infectie bij de moeder op het psychomotorische functioneren van de zuigeling berust op eerdere bevindingen. Zo zijn motorische deficits vastgesteld bij kinderen van moeders die met het hiv waren besmet. In 1964-1965 deed een rubella pandemie eerst Europa, daarna de VS aan. Bij kinderen die in die periode geboren werden, zag men een toename van autisme en schizofrenie. Er bestaat waarschijnlijk geen verticale transmissie van het SARS-CoV-2 van moeder op kind - ten hoogste is het verschijnsel zeer uitzonderlijk. Verschillende onderzoeksgroepen konden het virus bij geïnfecteerde vrouwen niet aantonen in de placenta, het amnionvocht, de vaginale secreties of de moedermelk. Maar misschien is verticale transmissie niet noodzakelijk voor een ongunstig effect van een virale infectie bij de moeder op de ontwikkeling van het kind. Men weet immers dat een forse activatie van het immuunsysteem de ontwikkeling van de foetale hersenen kan beïnvloeden. De rol van gestegen concentraties aan IL-6 is hierbij specifiek in het licht gesteld (2). Recentelijk werd een stijging van deze interleukine aangetoond bij zwangere vrouwen met covid-19. In de recent gepubliceerde studie van het Amerikaanse team vulden 255 moeders de ASQ-3 in toen hun kind tussen vijf en zes maanden oud was. De kinderen waren geboren in een New-Yorks ziekenhuis tussen maart en december 2020. Van hen waren er 114 in utero blootgesteld (de moeder werd tijdens de zwangerschap besmet met het SARS-CoV-2), versus 141 niet-blootgestelde kinderen. Bij alle geïnfecteerde moeders verliep de infectie zonder, of ten hoogste met milde symptomen. De ASQ-3 is een goed gevalideerde schaal, waarmee ouders de psychomotorische ontwikkeling van hun kind kunnen evalueren. Drie subdomeinen werden bij de studie in de berekeningen opgenomen: de grove motoriek, de fijne motoriek en de persoonlijke/sociale vaardigheden. Die laatste dimensie omschrijft hoe beholpen het kind is als persoon en hoe het interfereert met personen uit zijn omgeving. Kijkt het kind om als het een hard geluid hoort? Steekt het zijn hand uit naar een koekje? Laat het zich op zijn buik rollen als men het op de rug legt? Brabbelt het tegen zichzelf als het zich in een spiegel ziet? Maakt het in de omgang een onderscheid tussen onbekenden en naasten? De vragen mochten nog zo zorgvuldig naar het gedrag van het kind peilen, toch stonden de resultaten haaks op de oorspronkelijke hypothese, die ervan uit ging dat de virale infectie bij de moeder de psychomotorische ontwikkeling van het kind zou schaden. Na correctie voor verwarrende variabelen toonden de berekeningen op de gemeten parameters geen verschil tussen blootgestelde en niet-blootgestelde kinderen, ongeacht hoe ernstig de infectie was en wanneer ze zich precies in de loop van de zwangerschap voordeed. In een secundaire analyse vergeleken de auteurs de 'pandemiekinderen' met kinderen die vóór de pandemie geboren waren (november 2017-januari 2020). Hier bleek jongste cohorte significant minder goed te scoren op de drie subdomeinen dan de oudste cohorte. Volgens de resultaten zouden de kinderen die tijdens de pandemie geboren waren dus een vertraagde psychomotorische ontwikkeling kennen. In de historische cohorte maakten vijftien kinderen het begin van de coronacrisis mee na hun geboorte maar voor de leeftijd van zes maanden. Als ze uit de berekeningen werden geweerd, veranderden de resultaten niet. De auteurs concluderen daaruit dat het verschil in psychomotorische ontwikkeling tussen de beide cohorten voornamelijk ontstaat tijdens het intra-uteriene leven, en niet na de geboorte. "De verschillen waren klein", zei hoofdonderzoekster Dani Dimitriu in een interview met Science (3). "Maar op populatieniveau kunnen ze een betekenisvolle impact hebben op de volksgezondheid." Toch voegt ze eraan toe dat hersenen op de leeftijd van zes maanden nog zeer plastisch zijn, wat kan inhouden dat ze alsnog naar een normaal traject evolueren. De auteurs denken dat stress bij de moeder opgetreden is als intra-uteriene prikkel om de psychomotorische ontwikkeling van het kind te vertragen. Onzekerheid over de toekomst in het algemeen, over werkgelegenheid, onderkomen en voeding zijn stressoren die tijdens de pandemie het opkomen van angst en depressie in de hand werkten. De laagste scores op de ASQ-3 werden opgetekend bij kinderen van moeders die zich tijdens de eerste piek van de epidemie in New-York (7 maart-6 april 2020) in het eerste stadium van de zwangerschap bevonden. Talrijke studies tonen aan dat de psychomotorische ontwikkeling van de foetus in die vroege stadia het gevoeligst is voor stress bij de moeder. De studie was klein, luidde de kritiek op de nieuwssite van Science (3). Er wordt overigens gevreesd dat de historische cohorte, ondanks uitvoerige correctie, misschien toch nog geen echt goede referentie is voor de kinderen die tijdens de eerste coronapiek in een New-Yorks ziekenhuis werden geboren. En bovendien - dat hadden de auteurs in hun publicatie al aangestipt - gaat het hier om een beoordeling door de moeder, die onder invloed van haar eigen gedachtegang rond de pandemie haar kind misschien anders ziet dan het werkelijk is. Sowieso is het voor een leek geen gemakkelijke opgave de ontwikkeling van een zes maanden oud kind te beoordelen. Ondanks deze kritische opmerkingen moet men erkennen dat de bevindingen van de New-Yorkers aansluiten bij eerdere rapportage, of toch enigszins. Een Chinese studie vroeg moeders de ASQ-3 af te nemen bij hun kind op de leeftijd van één jaar. De kinderen waren geboren in de lente van 2019, wat betekent dat hun prenatale periode dateert van vóór de pandemie. Maar ze gingen dus tegen hun eerste verjaardag aan toen de pandemie over de wereld rolde. De onderzoekers zagen een achterstand in de ontwikkeling van de fijne motoriek ten opzichte van kinderen die in de lente van voorafgaande jaren geboren waren (4). Los daarvan nog dit: een nog niet gepubliceerde studie vindt wél een verschil in psychomotorische ontwikkeling tussen kinderen die tijdens de pandemie wel of niet aan het SARS-CoV-2 zijn blootgesteld (5).