...

Het primaire eindpunt was het aantal klinische relapsen. De belangrijkste secundaire eindpunten waren de ziekteactiviteit bij MRI, de tijd tot herstel van het absolute aantal lymfocyten en infecties.Er was voldoende informatie beschikbaar van 108 patiënten (gemiddelde leeftijd 44,6 jaar, 68,5% vrouwen en 68,5% relapsing-remitting multiple sclerose). Het mediane interval (kwartielafstand) tussen fingolimod en de CD20-antagonist (rituximab of ocrelizumab) was 28 dagen (1-115,2). Zes (11,8%) van de 51 patiënten bij wie het interval tussen de twee behandelingen langer was dan een maand, en nul van de 57 patiënten, bij wie het interval korter was, hebben binnen zes maanden na stopzetting van fingolimod een relaps vertoond (bevestigd bij MRI).Tijdens het eerste jaar na het starten van de CD20-antagonist hebben vier (3,7%) van de 108 patiënten een klinische relaps vertoond (mediaan 214,5 dagen na het infuus). Bij vier (7%) van de 57 patiënten waren op MRI letsels te zien die aankleurden met gadolinium. Bij 89 van de 92 patiënten van wie de gegevens beschikbaar waren, is het absolute aantal lymfocyten normaal geworden. De duur van het interval tussen de behandelingen had geen invloed op het herstel van het aantal lymfocyten of het optreden van infecties.Volgens die studie uitgevoerd in het reële leven is het waarschijnlijk niet echt nodig te wachten met een CD20-antagonist tot het aantal lymfocyten hersteld is na stopzetting van fingolimod. Dat zou zelfs het risico op een rebound kunnen verhogen. Snelle overschakeling op een CD20-antagonist met controle van het aantal lymfocyten zou dus een betere oplossing kunnen zijn. Alle details zijn te vinden in het artikel dat vrij en gratis toegankelijk is.