...

Deze epidemiologische studie werd gedurende 18 maanden uitgevoerd bij 256 mannen van gemiddeld 35 jaar woonachtig in Moskou of de streek rond Moskou, die in verschillende groepen werden ingedeeld naargelang van hun seksuele geaardheid en hiv-status: 73 hiv-geïnfecteerde patiënten die seks hadden met mannen, 66 hiv-negatieve mannen die seks hadden met mannen, 58 heteroseksuele hiv-geïnfecteerde mannen en 59 hiv-negatieve heteroseksuele mannen. Bij alle proefpersonen werd hpv opgespoord in de urethra, de aars en de orofarynx. Met een PCR werd daarbij gezocht naar de 14 oncogene hpv-subtypes.Laten we beginnen met een overzicht van de resultaten over de prevalentie. De helft van de proefpersonen was op een of andere plaats drager van oncogene hpv-types. De prevalentie was het hoogst bij hiv-geïnfecteerde mannen die seks hadden met mannen (82%), gevolgd door hiv-negatieve mannen die seks hadden met mannen (59%), hiv-geïnfecteerde heteroseksuele mannen (43%) en hiv-negatieve heteroseksuele mannen (20,3%).Hpv werd vaker teruggevonden in de aars bij mannen die seks hadden met mannen, ongeacht of ze al dan niet hiv-positief waren. In de urethra werd hpv vooral teruggevonden bij heteroseksuele mannen ongeacht of ze al dan niet hiv-positief waren.Wat de frequentste oncogene subtypes betreft, werden in de urethra vooral de subtypes 16 en 45 teruggevonden, in de orofarynx hoofdzakelijk de subtypes 16, 35 en 45 en in de aars vooral de subtypes 16, 68 en 18.De vraag rijst dan ook of het niet goed zou zijn stelselmatig een PCR uit te voeren op de stalen om de patiënten op te sporen die geïnfecteerd zijn met een of meer oncogene hpv-types, hoofdzakelijk 16 en 18, aangezien die patiënten dysplasie of kanker dreigen te ontwikkelen. Ref.: Popova A. et al. P073, HIV Glasgow 2020.