...

1996-2020: daling van de sterfte met 50%De vorsers hebben de evolutie van de sterfte van hiv-geïnfecteerde patiënten tussen 1996 (starten van een combinatietherapie van antiretrovirale middelen) en 2020 geëvalueerd. Ze zijn daarvoor uitgegaan van 17 Europese en Noord-Amerikaanse cohortes die deel uitmaken van de Antiretroviral Therapy Cohort Collaboration, met in het totaal 189.301 patiënten. Tijdens de periode 1996-2020 zijn 16.832 mensen (9%) gestorven. De frequentste doodsoorzaken waren de hiv-infectie zelf (aids) (25%), niet met aids of hepatitis samenhangende kanker (13,7%) en cardiovasculaire sterfte (8,3%). De totale sterfte is gehalveerd van 16,8 sterfgevallen per 1.000 persoonjaren in de periode 1996-1999 naar 7,9 per 1.000 in de periode 2016-2020. De totale sterfte is echter maar weinig gedaald bij mannen die drugs spoten, en is zelfs gestegen bij vrouwen die drugs spoten. De sterfte aan aids is tussen die twee perioden spectaculair gedaald van 49% naar 16%. Ook de sterfte aan hart- en vaataandoeningen, niet met aids of hepatitis samenhangende kanker en leverlijden is gedaald. Alleen de sterfte aan aandoeningen van het CZS of de longen en aan het intraveneuze gebruik van drugs is gestegen.De Zwitsers bevestigenOok bij analyse van de sterfte in de gegevensbank van de Swiss HIV Cohort is de sterfte aan aids sterk gedaald: van 19% van alle doodsoorzaken in 2005-2007 naar slechts 4% in 2020-2022. Ook de sterfte aan leverlijden is spectaculair gedaald: van 15% naar 2%. De sterfte aan leverlijden was vooral toe te schrijven aan hepatitis C en de waargenomen daling van de sterfte is grotendeels te danken aan de ontwikkeling van direct werkende antivirale middelen. De sterfte aan niet met aids of hepatitis samenhangende kanker is verdubbeld: van 15% van de sterfte in 2005-2007 naar 31% in 2020-2022. Longkanker is de frequentste doodsoorzaak. De cardiovasculaire sterfte daarentegen is vrij stabiel gebleven: iets meer dan 11%.De sterfte daalt, maar niet bij iedereenVolgens die twee grote analyses van cohortonderzoeken is de sterfte duidelijk gedaald, maar niet in dezelfde mate in alle subgroepen van hiv-geïnfecteerde patiënten. De sterfte is het minst gedaald bij de meest gemarginaliseerde groepen. Het frappantste voorbeeld van die ongelijkheid betreft mannen die het hiv hebben opgelopen bij injectie van drugs. In die groep is de sterfte het minst gedaald. De situatie is nog schrijnender bij seropositieve vrouwen die drugs spuiten: in die groep is de sterfte zelfs gestegen. Mensen met een voorgeschiedenis van middelengebruik zijn vaak dakloos, vertonen meer comorbiditeiten en krijgen vaak te kampen met extra obstakels en stigmatisering als ze zich willen laten verzorgen. Dat wijst erop dat gerichte interventies zoals opsporing van sociale determinanten die invloed hebben op de gezondheid, en toediening van op de comorbiditeit gecentreerde zorg op plaatsen waar naalden en spuitjes worden afgeleverd, noodzakelijk zijn om de sterfte te verlagen bij mensen die een hiv-infectie hebben opgelopen door i.v. drugsgebruik. Ref.: Trickey A. et al. The Lancet 11:e176-e185, vrije toegang tot de website.