...

Franse vorsers hebben een multicentrisch cohortonderzoek (ANRS CO12 CirVir) uitgevoerd bij 1.270 patiënten met een gecompenseerde cirrose als gevolg van een bioptisch bewezen HCV-infectie, die tussen 2006 en 2012 waren behandeld met interferon (IFN) of direct werkende antivirale middelen en die tot eind 2016 werden gevolgd (mediane follow-up van meer dan vijf jaar).De patiënten werden in drie groepen ingedeeld:• patiënten behandeld met direct werkende antivirale middelen (n = 336), • patiënten met een aanhoudende virologische respons (SVR) na behandeling met IFN (SVR-IFN-groep, n = 495),• patiënten die geen direct werkende antivirale middelen hebben gekregen en geen SVR hebben bereikt na behandeling met IFN (groep zonder SVR, n = 439). De patiënten die direct werkende antivirale middelen hadden gekregen, waren ouder, hadden vaker diabetes en portale hypertensie en een minder goede leverfunctie dan de patiënten van de SVR-IFN-groep.De cumulatieve frequentie van hepatocellulair carcinoom na drie jaar was 5,9% bij de patiënten die direct werkende antivirale middelen hadden gekregen, 3,1% in de SVR-IFN-groep en 12,7% in de groep zonder SVR. Een behandeling van de HCV-infectie verlaagt dus het risico op HCC, ongeacht het type behandeling (p < 0,001; niet-gecorrigeerde HR 2,03; 95% BI 1,07-3,84). Het risico was echter significant hoger met direct werkende antivirale middelen (p = 0,030 bij vergelijking van de patiënten die direct werkende antivirale middelen hadden gekregen, en de SVR-IFN-groep). Bovendien werden de patiënten die direct werkende antivirale middelen hadden gekregen, minder vaak gescreend op HCC dan de patiënten van de twee andere groepen (p = 0,002). Na correctie voor de initiële verschillen in de kenmerken van de patiënten correleerde het gebruik van direct werkende antivirale middelen echter niet met een statistisch significant hoger risico op HCC (HR 0,89; 95% BI 0,46-1,73; p = 0,73).De auteurs concluderen dat de ogenschijnlijke stijging van de incidentie van HCC bij cirrosepatiënten die werden behandeld met direct werkende antivirale middelen, in vergelijking met de patiënten bij wie een SVR werd bereikt na behandeling met interferon, te verklaren is door de initiële verschillen in de kenmerken van de patiënten (leeftijd, diabetes, minder goede leverfunctie).P Nahon et al. Gastroenterology. 2018; 155: 1436-50. https://www.gastrojournal.org/article/S0016-5085(18)34781-4/fulltext