...

Vier genenVedolizumab is een monoklonaal antilichaam tegen alfa-4 bèta-7 integrine dat de beweging van lymfocyten in de darm inhibeert. Het werd goedgekeurd voor de behandeling van de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. De eerste studie die dr. Bram Verstockt (KU Leuven) voorstelde, werd opgezet om transgenomische profielen te identificeren die de endoscopische remissie in IBD-patiënten zouden kunnen voorspellen vóór het starten van een behandeling met vedolizumab. Remissie werd gedefinieerd als geen ulceraties bij ziekte van Crohn en een Mayo-subscore 0 of 1 bij colitis ulcerosa en dit na zes maanden behandeling. Om het model op te bouwen werden 20 colonbiopsies (responders en non-responders op vedolizumab) gebruikt om de expressie van 44 verschillende genen na te trekken (vereiste significantiedrempel 0,25). Zo kon een model met vier genen worden opgebouwd dat responders van non-responders onderscheidde met een accuraatheid van 80%. Dit werd gevalideerd op 11 andere colonbiopsies met 100% accuraatheid. De microarray werd dan nogmaals gevalideerd op de biopsies van 13 patiënten met colitis ulcerosa behandeld met vedolizumab (accuraatheid 81,3%).Niet geldig voor respons op TNF-remmers De specificiteit van de combinatie van deze vier genen is eigen aan de respons op vedolizumab want toegepast op patiënten die TNF-remmers kregen, heeft het model slechts 58,3% accuraatheid. Tot die genen horen Claudin 1, dat staat voor de expressie van een proteïne dat een rol speelt in de intestinale barrière. Als er geen respons is op vedolizumab, zou de intestinale barrière al vóór de toediening van het geneesmiddel gestoord zijn. Anderzijds speelt ook de Granzyme-familie een belangrijke rol als biomerker voor respons op integrines. Verdere validering staat op het programma. Verschillende signaalwegenUstekinumab is een anti-IL 12/23p40 monoklonaal antilichaam dat voor behandeling van de ziekte van Crohn werd goedgekeurd. In de tweede studie gepresenteerd door dr. Verstockt werden DNA-, RNA- (uit weefsel, CD4-T-cellen en CD14-monocyten) en proteïnedata geïntegreerd om tot signaalwegen te komen die bijdragen tot respons op ustekinumab. De signaalwegen die leiden tot een daling in fecaal calprotectine (op week 8) zijn verschillend van diegene die leiden tot endoscopische respons (op week 24). BWGE 2019, sessie BIRD, Abstr I01 en I02.