...

Ze zijn daarvoor uitgegaan van de gegevens over aflevering van geneesmiddelen door een groot aantal stadsapotheken tijdens de winter van 2015-2016. Elke patiënt die tijdens die winter met een protonpompremmer werd behandeld, werd vergeleken met drie controlepersonen van hetzelfde geslacht en dezelfde leeftijd die geen protonpompremmer hebben ingenomen.Het primaire eindpunt was het optreden tijdens de winter van 2015-2016 van minstens één episode van acute gastro-enteritis, die werd opgespoord met een vooraf gevalideerd algoritme gebaseerd op de geneesmiddelen die in dergelijke gevallen worden voorgeschreven.Een episode van acute gastro-enteritis werd teruggevonden bij 3.131 (1,3%) van de 233.596 patiënten die een protonpompremmer kregen, en bij 4.327 (0,7%) van de 626.887 patiënten die er geen kregen.In de totale patiëntenpopulatie bedroeg het gecorrigeerde relatieve risico op acute gastro-enteritis bij de patiënten die werden behandeld met een protonpompremmer, in vergelijking met de patiënten die er geen kregen, 1,81 (95% BI 1,72-1,90). In de leeftijdsgroep van 0-45 jaar (ongeveer 4,3% van de totale patiëntenpopulatie) was het relatieve risico niet verhoogd. Het relatieve risico bedroeg 1,66 (95% BI 1,54-1,80) in de leeftijdsgroep van 45-64 jaar, 2,19 (95% BI 1,98-2,42) in de leeftijdsgroep van 65-74 jaar en 1,98 (95% BI 1,82-2,15) in de leeftijdsgroep van 75 jaar of ouder. Dat wijst er dus op dat een continue behandeling met een protonpompremmer 'buikgriep' in de winter in de hand zou kunnen werken. Het onderliggende mechanisme is niet bekend. Mogelijke verklaringen zouden kunnen zijn: een wijziging van het pathogene karakter van de enterovirussen onder invloed van door protonpompremmers veroorzaakte veranderingen van de intestinale microbiota en een gevolg van onderdrukking van de zuurproductie (eenzelfde correlatie is aangetoond met H2-receptorantagonisten).AM Vilcu et al. JAMA Netw Open. 2019;2(11):e1916205. https://jamanetwork.com/journals/jamanetworkopen/fullarticle/2755852