...

Het eindrapport over die alternatieve scenario's is terug te vinden op de website van de FOD Volksgezondheid. Het is het resultaat van werk dat zowat vijf jaar in beslag genomen heeft. De Planningcommissie begon in 2018-2019 met het samenstellen van een nieuw PlanKad. Het kadaster van de gezondheidszorgberoepen bij de FOD Volksgezondheid houdt iedereen bij die voor de uitoefening van een beroep een visum heeft. Maar de persoon in het kadaster kan met pensioen zijn of ondertussen een ander beroep dan zijn specialisme beoefenen. PlanKad is een 'slim' kadaster dat tot stand komt door het gewone kadaster te koppelen aan de databanken van de sociale zekerheid (Datawarehouse) en het Riziv. Wie is zelfstandige en wie werkt in loondienst? Wie factureert hoeveel prestaties aan het Riziv? PlanKad brengt de hele groep die een specialisme beoefent beter in beeld: de sekseverdeling, de leeftijdspiramide, het aantal niet-Belgen die het specialisme beoefenen. Doordat de koppeling over een hele periode loopt, van 2004 tot 2016, ziet men ook de evoluties in het beroep: veranderingen in het aantal artsen, de samenstelling van de beroepsgroep, de activiteitsgraad,... De resultaten van PlanKad werden in 2019 publiek gemaakt. De activiteitsgraad van artsen actief in de zorg drukken deze scenario's uit als VTE. Voor een werknemer is dat tamelijk eenvoudig in te schatten. Voor wie als zelfstandige actief aan het Riziv factureert, wordt een truukje gebruikt: hoeveel factureert een arts jaarlijks meer of minder dan de mediane arts in de leeftijdsgroep van 45 tot 54 jaar voor het betreffende specialisme doet. Een arts die twee keer meer factureert dan die 'middelste' arts doet, telt als twee VTE. Sommige artsen factureren effectief ook de prestaties van anderen. Voor elk segment van de groep - leeftijd, sekse, statuut, Belg of niet - is het gemiddeld gepresteerde VTE verschillend. In 2020 werden de 'basisscenario's' voor de verschillende specialisaties gepubliceerd. Voor deze projecties in de nabije toekomst wordt tevens de instroom van nieuwe artsen in detail bekeken. Naast het aantal mensen die de geneeskundestudies aanvangen en die voor een bepaald specialisme kiezen, bekijkt men de uitval (en de zij-instroom) in de verschillende stadia van de opleiding. Aan de hand van de instroom wordt de verwachte evolutie van de 'stock' van artsen in de nabije toekomst berekend. De uitstroom van artsen - door verhuizing naar het buitenland, het stopzetten van de activiteit, overlijden - wordt ook be- rekend. Op basis van de aantallen in elke segment van de artsengroep (onderscheiden qua sekse, leeftijd, nationaliteit, statuut) en de kenmerken daarvan (gepresteerde VTE) worden dan projecties gemaakt voor de komende jaren tot en met 2026 - en verder voor de jaren 2031 en 2036. Zo wordt niet alleen van het aantal artsen een inschatting gemaakt, maar ook van de activiteitsgraad. De basisscenario's houden bovendien rekening met de evoluerende samenstelling van de bevolking - en schatten zo de evolutie van de zorgvraag in. De 'dichtheid' van het aantal VTE wordt dan afgewogen tegen de veranderde zorgvraag: de 'gewogen dichtheid'. Zo berekent de Planningscommissie dat je mag verwachten dat er in 2036 zo'n 1.600 meer Vlaamse huisartsen actief zullen zijn in de zorg dan in 2016. Maar door veranderende samenstelling van de groep zullen de 8.510 Vlaamse huisartsen in 2036 maar het werk doen van 8.347 VTE - in 2016 deden 6.907 huisartsen het werk van 7.693 VTE. De 'gewogen dichtheid' van huisartsen in 2016 bedraagt 11,50 maar dat zal in 2036 nog maar 10,52 zijn. Voor ieder medisch specialisme maakt de Planningscommissie gelijkaardige berekeningen. In de basisscenario's wordt ervan uitgegaan dat individuele artsen even hard zullen blijven werken als nu. Dat er in verhouding minder VTE gepresteerd worden heeft te maken met de veranderde samenstelling van de groep. De zorgvraag in de basisscenario's evolueert ook door een veranderende samenstelling van de bevolking. Ondertussen ontwikkelde de Planningscommissie alternatieve scenario's, die ze onlangs publiek maakte. De basishypothesen werden bijgesteld. De instroom werd nog meer in detail bekeken. Voor huisartsen, bijvoorbeeld, gaat men ervan uit dat de oudere bevolkingssegmenten niet alleen belangrijker worden maar dat ze ook meer een beroep zullen doen op hun huisarts. Ook neemt men uit de covidcrisis mee dat huisartsen moeten instaan voor 'populatiemanagement'. Daarvoor rekent men een extra 2,5% arbeidstijd. De Planningscommissie rekent daarnaast dat Vlaamse huisartsen in de toekomst ook wat minder professioneel zullen bezig blijven - om meer tijd over te houden voor zichzelf en hun gezin. Het alternatieve scenario stelt het aantal Vlaamse huisartsen dat in 2036 een praktijk zal voeren naar boven bij tot 8.770 (in vergelijking met 8.510 in het basisscenario). Maar die zullen maar het werk doen van 7.578 VTE (8.347 volgens het basisscenario). De gewogen dichtheid zal 9,23 bedragen (in plaats van 10,52). Als input voor de alternatieve scenario's voerde de Planningscommissie een kleine, open bevraging uit van artsen in 12 specialisaties. De werkgroep artsen van de Planningscommissies met experts aan boord woog de antwoorden af. In de meeste beroepen zien de artsen een toename van de zorgvraag in de toekomst - maar die werd telkens zeer verschillend ingeschat: 5% voor de radiologen bezig met beeldvorming, 20% voor de reumatologen en heel wat van de andere bevraagde specialismen, 30% voor de geriaters en voor de psychiaters die zich richten op volwassenen ook een toename van 20% - maar voor de jongste groep van 18-25 jaar een toename met 50%. Over het algemeen schatte men in dat ook artsen-specialisten in de toekomst minder bereid zullen zijn hun privéleven op te offeren voor het werk. De Planningscommissie besloot om voor alle specialismen een zelfde algoritme toe te passen waarbij gekeken werd naar het gepresteerde VTE in elk segment van de groep: vanaf een VTE van 0,8 werd het voorspelde getal naar beneden bijgesteld met een belangrijkere correctie naargelang het cijfer hoger ligt. Voor de meeste specialismen in Vlaanderen geeft dat effecten die vergelijkbaar zijn met de huisartsen. Er zijn, zoals bekend, belangrijke verschillen in de activiteitsgraad, uitgedrukt in VTE, tussen Vlaamse en Franstalige huisartsen en specialisten. Ook in de alternatieve scenario's blijven Vlaamse artsen wel meer presteren dan hun tegenhangers uit het zuiden van het land - maar de tegenstelling wordt wel een stuk kleiner.