Tijdens het derde presidentiële symposium op het congres van de European Society for Medical Oncology 2019 werden twee mijlpaalstudies gepresenteerd die de behandeling van een gevorderde castratieresistente prostaatkanker zullen veranderen. De PROfound-studie werd uitgevoerd met olaparib, een PARP-remmer, na opsporing van BRCA-mutaties. In de CARD-studie werden positieve resultaten behaald met cabazitaxel als derdelijnstherapie.

Bij de behandeling van postmenopauzale vrouwen met een hormoonreceptorpositieve, HER2-negatieve gevorderde borstkanker was de totale overleving 28% beter met een combinatie van ribociclib, een cyclinedependentekinase 4/6 (CDK4/6)-remmer, plus fulvestrant dan met een placebo plus fulvestrant. Op het ogenblik van de analyse was de mediane totale overleving nog niet bereikt in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep. In de 'placebo + fulvestrant'-groep bedroeg de mediane totale overleving 40,0 maanden (hazard ratio 0,724, p < 0,00455).

In een studie bij patiënten met een drievoudig negatieve borstkanker resulteerde een neoadjuvante behandeling met pembrolizumab, een PD-1-antagonist, in combinatie met een chemotherapie op basis van een platinaverbinding gevolgd door een adjuvante behandeling met pembrolizumab in een statisch significante en klinisch betekenisvolle stijging van het percentage complete pathologische respons (pCR).

Bij vrouwen met een ER-positieve, HER2-negatieve gevorderde borstkanker die niet had gereageerd op een hormoontherapie, was de overleving in de MONARCH 2-studie 9,4 maanden beter met een combinatie van de CDK4/6-remmer abemaciclib en fulvestrant dan met een combinatie van een placebo plus fulvestrant. De totale overleving was 46,7 maanden met abemaciclib plus fulvestrant en 37,3 maanden met de placebo plus fulvestrant.

In een fase 3-studie bij vrouwen met een gevorderde HER2-negatieve borstkanker met een mutatie van het BRCA1- of het BRCA2-gen was de progressievrije overleving significant beter met de combinatie veliparib, een PARP-remmer, plus carboplatine/paclitaxel dan met een placebo plus carboplatine/paclitaxel. Dat gunstige effect hield lang aan: de progressievrije overleving na drie jaar bedroeg 26% in de veliparibgroep en 11% in de placebogroep.

Atezolizumab in monotherapie verbeterde de totale overleving significant in vergelijking met chemotherapie op basis van een platinaverbinding bij patiënten met een stadium IV spinocellulaire of andere niet-kleincellige longkanker (NSCLC) met een hoge expressie van PD-L1, een immunologisch controlepunt, door de tumorcellen of de immuuncellen in de tumor. Ook de progressievrije overleving, het percentage objectieve respons en de duur van de respons waren klinisch significant beter met atezolizumab dan met chemotherapie.

In een vergelijkende studie met nivolumab versus sorafenib als eerstelijnstherapie bij patiënten met een gevorderd hepatocellulair carcinoom (HCC) werd geen verschil in de totale overleving, het primaire eindpunt, waargenomen. In de Checkmate 040-studie daarentegen werd een duurzame respons verkregen met nivolumab, werd nivolumab goed verdragen en verbeterde nivolumab de overleving op lange termijn bij patiënten met een gevorderd HCC. Aangezien er weinig effectieve therapeutische opties zijn voor patiënten met een HCC dat niet in aanmerking komt voor chirurgische resectie of lokale therapie, is er nood aan behandelingen die de overleving verbeteren en beter worden verdragen.

Bij nierkanker is het glucose- en glutaminemetabolisme verstoord. Glutaminase is zeer belangrijk bij de vermenigvuldiging van tumorcellen. De ENTRATA-studie heeft teleglenastat, een glutaminaseremmer, plus everolimus vergeleken met everolimus alleen bij patiënten met een gevorderd en gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom die al een zware behandeling hadden gekregen. De progressievrije overleving was een derde beter met de combinatie teleglenastat plus everolimus dan met everolimus alleen.