Op het congres van de European Society for Medical Oncology 2019 werd ook de MONALEESA-3-studie gepresenteerd, een internationale fase 3-studie die werd uitgevoerd bij mannen of postmenopauzale vrouwen die al minstens één hormoontherapie hadden gekregen wegens een gevorderde kanker. De patiënten (n = 726) werden gerandomiseerd naar ribociclib 600 mg/d in cycli van 3 weken gevolgd door 1 week zonder behandeling plus fulvestrant 500 mg (n = 484) of naar een placebo plus fulvestrant 500 mg (n = 242).

Klassiek wordt aangenomen dat eerst een hormoontherapie moet worden voorgeschreven en dat andere behandelingen enkel geïndiceerd zijn in geval van een recidief. Maar de resultaten van deze studie zouden daar weleens verandering in kunnen brengen. "De totale overleving bij patiënten met een gevorderde borstkanker blijkt beter als ze meteen ribociclib, een CDK4/6-remmer, krijgen, ook als ze nog geen hormoontherapie hebben gekregen op het ogenblik dat ze zich aanmelden met een gemetastaseerde borstkanker", zei prof. Dennis Slamon van de University of California, Los Angeles, USA, hoofdonderzoeker van de studie.

De resultaten over de progressievrije overleving waren al bekend. Die was beter met de combinatie ribocliclib + fulvestrant. De resultaten na een mediane follow-up van 39,4 maanden waren vergelijkbaar met de eerdere gegevens. In de totale patiëntenpopulatie bedroeg de mediane PFS 20,6 maanden met de combinatietherapie en 12,8 maanden in de placebogroep (HR = 0,587, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,488-0,705), dus een stijging met 41% in het voordeel van ribociclib + fulvestrant.

In de MONALEESA-3-studie was de mediane tijd tot de eerste chemotherapie 30% langer na behandeling met ribociclib. Op het ogenblik van de analyse was de mediane tijd nog niet bereikt in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep; in de 'placebo + fulvestrant'-groep bedroeg die 29,5 maanden (HR = 0,696, 95% BI 0,551-0,879).

De PFS2 was 10,4 maanden langer in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep dan in de 'placebo + fulvestrant'-controlegroep. De PFS2 werd gedefinieerd als de tijd van de datum van randomisatie tot tumorprogressie tijdens de eerste nieuwe systemische kankertherapie na stopzetting van de studiebehandeling of overlijden ongeacht de doodsoorzaak (respectievelijk 39,8 en 29,4 maanden, HR = 0,670, 95% BI 0,542-0,830). "De gunstige effecten van ribociclib kunnen dus aanhouden na beëindiging van de studiebehandeling", zei Slamon.

De laatste gegevens van de MONALEESA-3-studie bevestigen dat vroege toediening van ribociclib niet alleen de PFS, maar ook de totale overleving significant verbetert. "De totale overleving is het hardste eindpunt en het eindpunt dat de belangrijkste impact heeft op de ziekte", legde Slamon uit.

De resultaten over de totale overleving met ribociclib als eerstelijnstherapie of als tweedelijnstherapie na een vroege relaps strookten met de totale overleving in de totale patiëntengroep (30% betere totale overleving als eerstelijnstherapie en 27% betere totale overleving als tweedelijnstherapie na een vroege relaps). De resultaten waren vergelijkbaar in alle onderzochte subgroepen.

Tijdens een follow-up van bijna 40 maanden zijn geen nieuwe veiligheidssignalen opgetreden. De frequentie van graad 3/4-neutropenie bedroeg 57,1% in de ribociclibgroep en 0,8% in de placebogroep. De frequentie van graad 3/4 hepatobiliaire toxiciteit bedroeg respectievelijk 13,7% en 5,8% en de frequentie van graad 3/4-QTc-verlenging was respectievelijk 3,1% en 1,2%.

Op het congres van de European Society for Medical Oncology 2019 werd ook de MONALEESA-3-studie gepresenteerd, een internationale fase 3-studie die werd uitgevoerd bij mannen of postmenopauzale vrouwen die al minstens één hormoontherapie hadden gekregen wegens een gevorderde kanker. De patiënten (n = 726) werden gerandomiseerd naar ribociclib 600 mg/d in cycli van 3 weken gevolgd door 1 week zonder behandeling plus fulvestrant 500 mg (n = 484) of naar een placebo plus fulvestrant 500 mg (n = 242).Klassiek wordt aangenomen dat eerst een hormoontherapie moet worden voorgeschreven en dat andere behandelingen enkel geïndiceerd zijn in geval van een recidief. Maar de resultaten van deze studie zouden daar weleens verandering in kunnen brengen. "De totale overleving bij patiënten met een gevorderde borstkanker blijkt beter als ze meteen ribociclib, een CDK4/6-remmer, krijgen, ook als ze nog geen hormoontherapie hebben gekregen op het ogenblik dat ze zich aanmelden met een gemetastaseerde borstkanker", zei prof. Dennis Slamon van de University of California, Los Angeles, USA, hoofdonderzoeker van de studie.De resultaten over de progressievrije overleving waren al bekend. Die was beter met de combinatie ribocliclib + fulvestrant. De resultaten na een mediane follow-up van 39,4 maanden waren vergelijkbaar met de eerdere gegevens. In de totale patiëntenpopulatie bedroeg de mediane PFS 20,6 maanden met de combinatietherapie en 12,8 maanden in de placebogroep (HR = 0,587, 95% betrouwbaarheidsinterval 0,488-0,705), dus een stijging met 41% in het voordeel van ribociclib + fulvestrant.In de MONALEESA-3-studie was de mediane tijd tot de eerste chemotherapie 30% langer na behandeling met ribociclib. Op het ogenblik van de analyse was de mediane tijd nog niet bereikt in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep; in de 'placebo + fulvestrant'-groep bedroeg die 29,5 maanden (HR = 0,696, 95% BI 0,551-0,879).De PFS2 was 10,4 maanden langer in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep dan in de 'placebo + fulvestrant'-controlegroep. De PFS2 werd gedefinieerd als de tijd van de datum van randomisatie tot tumorprogressie tijdens de eerste nieuwe systemische kankertherapie na stopzetting van de studiebehandeling of overlijden ongeacht de doodsoorzaak (respectievelijk 39,8 en 29,4 maanden, HR = 0,670, 95% BI 0,542-0,830). "De gunstige effecten van ribociclib kunnen dus aanhouden na beëindiging van de studiebehandeling", zei Slamon.De laatste gegevens van de MONALEESA-3-studie bevestigen dat vroege toediening van ribociclib niet alleen de PFS, maar ook de totale overleving significant verbetert. "De totale overleving is het hardste eindpunt en het eindpunt dat de belangrijkste impact heeft op de ziekte", legde Slamon uit.De resultaten over de totale overleving met ribociclib als eerstelijnstherapie of als tweedelijnstherapie na een vroege relaps strookten met de totale overleving in de totale patiëntengroep (30% betere totale overleving als eerstelijnstherapie en 27% betere totale overleving als tweedelijnstherapie na een vroege relaps). De resultaten waren vergelijkbaar in alle onderzochte subgroepen. Tijdens een follow-up van bijna 40 maanden zijn geen nieuwe veiligheidssignalen opgetreden. De frequentie van graad 3/4-neutropenie bedroeg 57,1% in de ribociclibgroep en 0,8% in de placebogroep. De frequentie van graad 3/4 hepatobiliaire toxiciteit bedroeg respectievelijk 13,7% en 5,8% en de frequentie van graad 3/4-QTc-verlenging was respectievelijk 3,1% en 1,2%.