...

Een analyse van de gegevens van 710 adolescenten met type 1-diabetes en normo-albuminurie die waren opgenomen in de niet-interventionele cohorten van de AdDIT-studie (Adolescent Cardio-Renal Intervention Trial of AdDIT), levert uiterst interessante informatie ter zake op.De uitgangshypothese van de vorsers was dat adolescenten met een normo-albuminurie, maar met een urinaire albumine-creatinineverhouding in het hoogste tertiel (in casu > 1,2) van de normale waarden een hoger risico op progressie naar diabetische retinopathie graad 3 of hoger zouden lopen dan adolescenten met een urinaire albumine-creatinineverhouding in het onderste of het middelste tertiel van de normale waarden, ongeacht de mate van glykemiecontrole.Dat is precies wat ze hebben vastgesteld bij die patiënten van gemiddeld ongeveer 15 jaar die bekend stonden met diabetes sinds gemiddeld 7 ± 3 jaar. Tijdens een mediane follow-up van 3,2 jaar hebben 83 adolescenten (12%) een graad ≥ 3 diabetische retinopathie ontwikkeld (15,5% in het hoogste tertiel en 10,2% in het middelste en het laagste tertiel, p = 0,048). Na correctie voor vertekenende factoren correleerde een initiële urinaire albumine-creatinineverhouding in het hoogste tertiel met een tweemaal hoger risico op diabetische retinopathie (HR 2,1; 95% BI: 1,3-3,3; p = 0,001).Een interessante vaststelling is verder dat een hoge diastolische bloeddruk bij inclusie in de studie correleerde met een hoger risico op retinopathie (HR 1,43; 95% BI: 1,08-1,89; p = 0,01). Met die twee, gemakkelijk te meten parameters kunnen dus de type 1-diabetespatiënten worden opgespoord die nog nauwgezetter zouden moeten worden gevolgd.Naar PZ Benitez-Aguirre et al. Diabetologia. 2022; 65: 872-8.https://doi.org/10.1007/s00125-022-05661-1