...

Prof. Dicato begon met een aantal studies binnen multipel myeloom. In de ENDURANCE fase III-studie werden twee behandelregimes vergeleken als eerstelijnsbehandeling voor laagrisicopatiënten met multipel myeloom. 1 Beide regimes, meer bepaald carfilzomib, lenalidomide, dexamethasone en bortezomib, lenalidomide, dexamethasone hadden een vergelijkbaar effect op progressievrije en globale overleving. Tijdens de discussie werd dieper ingegaan op het verschil in toxiciteit tussen beide regimes, zowel op vlak van bijwerkingen als qua kostprijs. Een aanzienlijk hoger percentage cardiovasculaire, pulmonaire en niertoxiciteit werd waargenomen bij patiënten behandeld met carfilzomib, terwijl perifere neuropathie meer voorkwam bij behandeling met bortezomib. Daarnaast is het carfilzomibregime veel duurder dan het bortezomibregime. In de klinische praktijk wordt het regime met bortezomib het meest gebruikt. Prof. Dicato gaf aan dat beide regimes even efficiënt zijn, dus dat het type comorbiditeiten en het toxiciteitsprofiel van de individuele patiënt als leidraad moet genomen worden om in de praktijk te kiezen tussen beide regimes. Prof. Dicato besprak ook de rol van immunotherapie voor multipel myeloom, waarbij met name BCMA (B-cel membraan antigen) een zeer populaire target is en momenteel onderzocht wordt in 90 studies. Tijdens het ASCO 2020-congres werden de eerste veelbelovende resultaten getoond van idecabtagene vicleucel, een BCMA-gerichte CAR-T-celtherapie, in zwaar voorbehandelde en refractaire patiënten met multipel myeloom. 2 De globale overleving was langer dan 12 maanden bij 78% van de patiënten. Prof. Dicato besloot dat therapie met idecabtagene vicleucel in aanmerking kan komen als bijkomende therapeutische mogelijkheid in deze patiëntenpopulatie. Selinexor is een nieuwe, orale selectieve remmer van het nucleaire exporteiwit Exportine 1 (XPO1 of CRM1), wat leidt tot accumulatie van tumorsuppressoreiwitten in de celkern. In de BOSTON fase III-studie werd een wekelijkse behandeling met of zonder selinexor, in combinatie met bortezomib en dexamethasone, vergeleken bij patiënten met multipel myeloom met een mediaan van vier lijnen van voorafgaande therapie. 3 De tijdsduur tot een volgende therapie was significant beter in de selinexorgroep en de mediane globale overleving was nog niet bereikt. Ondertussen heeft de FDA versnelde goedkeuring verleend aan selinexor voor patiënten met diffuus grootcellig B-cellymfoom die hervallen of refractair zijn aan andere behandelingen. Genomische profilering bij patiënten met gemetastaseerde tumoren kan pathogene germline varianten identificeren van therapeutisch belang. Gerichte next generation sequencing van gematchte tumor- en normale stalen ontdekte pathogene germline varianten in een op zes patiënten met uitgezaaide tumoren , wat belangrijk kan zijn voor een eventuele familiale screening.4 In meer dan 90% van de geteste patiënten was deze info niet bekend voor het testen, wat erop wijst dat de huidige criteria voor genetische testen niet alle risicopatiënten identificeert. Op basis van deze bevindingen zou testen op pathogene germline varianten in DNA-reparatiegenen moeten overwogen worden bij alle patiënten met uitgezaaide tumoren, volgens prof. Dicato, omdat dit de mogelijkheid biedt voor gerichte behandelingen. Prof. Dicato besprak ook een studie over kankerpatiënten met meerdere primaire kankers waarbij tevens werd getracht om potentiële drivers van kankerrisico te identificeren. 5 In deze Amerikaanse studie bleek 17% van de kankerpatiënten een voorgaande primaire tumor te hebben. Bij mannen waren de meest voorkomende primaire tumorcombinaties deze tussen prostaat, melanomen en/of long. Bij vrouwen waren de meest voorkomende tumorcombinaties deze tussen borst, long, melanomen en/of baarmoeder. Ook borstkanker in beide borsten bleek in 6% van de gevallen voor te komen. Details van de germline testen toonden tevens aan dat 55% van de tumoren verlies hebben van heterozygositeit. Tijdens dit ASCO-congres waren er veel studies rond genomische profilering met vloeibare biopsies, gaf prof. Dicato aan. Voor zijn eigen presentatie heeft hij er een studie uitgekozen waarbij werd aangetoond dat kinasefusies gedetecteerd in circulerend tumor DNA (ctDNA) in het bloed in hoge mate overeenkomt met profilering gebaseerd op weefselbiopsies. 6 Volgens prof. Dicato toont dit aan dat vloeibare biopsies veelbelovend zijn voor een geïndividualiseerde behandeling van elke patiënt. Momenteel zijn de tumoragnostische behandelingen pembrolizumab, larotrectinib en entrectinib goedgekeurd door de FDA. In tegenstelling tot de voorgaande jaren was er dit jaar weinig nieuws rond dit type behandeling, tot grote spijt van prof. Dicato. De PROCLAIM-CX-2029 was een eerste fase I/II-studie in kankerpatiënten met CX-2029, een probody-medicijnconjugaat dat zich richt op CD71, een transferrinereceptor aanwezig in vele organen. 7 De resultaten op vlak van toxiciteit en het antitumoraal effect waren voldoende om CX-2029 verder te onderzoeken. Daarnaast was er nog een studie in een klein aantal patiënten met AMG510, een directe inhibitor van KRASG12C. 8 Prof. Dicato hoopt dat er de komende jaren opnieuw meer data gepubliceerd zullen worden met deze of andere tumoragnostische behandelingen. In een placebogecontroleerde fase II-studie werd gekeken naar het effect van toevoeging van orale cannabis aan de standaard anti- emetische behandeling bij volwassenen die last hadden van refractaire misselijkheid en overgeven als gevolg van chemotherapie. De resultaten toonden een kleine verbetering van de klachten met toevoeging van cannabis. 9 De auteurs concludeerden dat ze op basis van deze resultaten de lopende, parallelle fase III-studie verderzetten.