Die vraag mag worden gesteld gezien de goede resultaten die met daratumumab (D), een monoklonale antistof tegen CD38, werden behaald in fase 3-studies bij andere types of stadia van multipel myeloom. Bij patiënten met een relaps van of een refractair multipel myeloom en patiënten met een multipel myeloom die niet in aanmerking komen voor een transplantatie, is aangetoond dat daratumumab het risico op tumorprogressie en overlijden significant verlaagt en het percentage complete remissie en het percentage negatieve residuele ziekte verhoogt.

Tegen die achtergrond werd de CASSIOPEIA-studie uitgevoerd, een gerandomiseerde, gecontroleerde fase 3-studie. De definitieve resultaten van het eerste deel van die studie (inductie, transplantatie en consolidatie tot 100 dagen na de transplantatie) werden gepresenteerd door Philippe Moreau (Abstr 8003).

1.085 patiënten met een nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die in aanmerking kwamen voor een transplantatie, werden gerandomiseerd naar een klassieke behandeling met VTd (n = 542) of een experimentele behandeling met D-VTd (n = 543). In beide groepen bestond de behandeling uit 6 cycli van 28 dagen VTd (4 voor en 2 na de allotransplantatie); de patiënten in de experimentele groep kregen tevens daratumumab i.v. wekelijks tijdens de eerste 2 cycli en om de twee weken in cycli 3-6.

Het primaire eindpunt was het percentage stringente complete remissie 100 dagen na de transplantatie. Dat percentage was significant hoger in de D-VTd-groep dan in de VTd-groep: respectievelijk 28,9% en 20,3% (p = 0,001).

Ook de andere eindpunten waren significant beter in de D-VTd-groep (complete remissie, zeer goede partiële respons, negatieve residuele ziekte (afbreekwaarde 10-5) en een samengesteld eindpunt van complete remissie en negatieve residuele ziekte.

Na een mediane follow-up van 18,8 maanden was de progressievrije overleving beter in de D-VTd-groep (HR 0,47; 95% BI 0,33-0,67; p < 0,0001). Op het ogenblik van de analyse was de mediane progressievrije overleving nog niet bereikt. De PFS na 18 maanden bedroeg 92,7% in de D-VTd-groep en 84,6% in de VTd-groep. Ook waren er nog niet genoeg gegevens over de totale overleving, maar volgens de eerste resultaten zou die beter moeten zijn in de D-VTd-groep: 14 sterfgevallen versus 32 in de VTd-groep (HR 0,43; 95% BI 0,23-0,80).

Er hebben zich meer gevallen van graad 3/4 neutropenie, lymfopenie en trombocytopenie voorgedaan in de D-VTd-groep en meer gevallen van graad 3/4-stomatitis in de VTd-groep. 53,4% van de patiënten heeft reacties ontwikkeld op de daratumumabinjecties.

De resultaten (responspercentage, residuele ziekte en progressievrije overleving) zijn dus beter met een inductietherapie en een consolidatietherapie na allotransplantatie met de combinatie D-VTd. De veiligheid van die combinatietherapie is aanvaardbaar. Dat alles pleit ervoor om die combinatietherapie voor te schrijven bij patiënten met een nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die in aanmerking komen voor een allotransplantatie.

Die vraag mag worden gesteld gezien de goede resultaten die met daratumumab (D), een monoklonale antistof tegen CD38, werden behaald in fase 3-studies bij andere types of stadia van multipel myeloom. Bij patiënten met een relaps van of een refractair multipel myeloom en patiënten met een multipel myeloom die niet in aanmerking komen voor een transplantatie, is aangetoond dat daratumumab het risico op tumorprogressie en overlijden significant verlaagt en het percentage complete remissie en het percentage negatieve residuele ziekte verhoogt. Tegen die achtergrond werd de CASSIOPEIA-studie uitgevoerd, een gerandomiseerde, gecontroleerde fase 3-studie. De definitieve resultaten van het eerste deel van die studie (inductie, transplantatie en consolidatie tot 100 dagen na de transplantatie) werden gepresenteerd door Philippe Moreau (Abstr 8003).1.085 patiënten met een nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die in aanmerking kwamen voor een transplantatie, werden gerandomiseerd naar een klassieke behandeling met VTd (n = 542) of een experimentele behandeling met D-VTd (n = 543). In beide groepen bestond de behandeling uit 6 cycli van 28 dagen VTd (4 voor en 2 na de allotransplantatie); de patiënten in de experimentele groep kregen tevens daratumumab i.v. wekelijks tijdens de eerste 2 cycli en om de twee weken in cycli 3-6.Het primaire eindpunt was het percentage stringente complete remissie 100 dagen na de transplantatie. Dat percentage was significant hoger in de D-VTd-groep dan in de VTd-groep: respectievelijk 28,9% en 20,3% (p = 0,001). Ook de andere eindpunten waren significant beter in de D-VTd-groep (complete remissie, zeer goede partiële respons, negatieve residuele ziekte (afbreekwaarde 10-5) en een samengesteld eindpunt van complete remissie en negatieve residuele ziekte. Na een mediane follow-up van 18,8 maanden was de progressievrije overleving beter in de D-VTd-groep (HR 0,47; 95% BI 0,33-0,67; p < 0,0001). Op het ogenblik van de analyse was de mediane progressievrije overleving nog niet bereikt. De PFS na 18 maanden bedroeg 92,7% in de D-VTd-groep en 84,6% in de VTd-groep. Ook waren er nog niet genoeg gegevens over de totale overleving, maar volgens de eerste resultaten zou die beter moeten zijn in de D-VTd-groep: 14 sterfgevallen versus 32 in de VTd-groep (HR 0,43; 95% BI 0,23-0,80).Er hebben zich meer gevallen van graad 3/4 neutropenie, lymfopenie en trombocytopenie voorgedaan in de D-VTd-groep en meer gevallen van graad 3/4-stomatitis in de VTd-groep. 53,4% van de patiënten heeft reacties ontwikkeld op de daratumumabinjecties.De resultaten (responspercentage, residuele ziekte en progressievrije overleving) zijn dus beter met een inductietherapie en een consolidatietherapie na allotransplantatie met de combinatie D-VTd. De veiligheid van die combinatietherapie is aanvaardbaar. Dat alles pleit ervoor om die combinatietherapie voor te schrijven bij patiënten met een nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die in aanmerking komen voor een allotransplantatie.