...

De patiënten werden gerandomiseerd naar olaparib, een PARP-remmer, in een dosering van 300 mg 2x/d of enzalutamide 160 mg/d of abirateron 1.000 mg/d + prednison 5 mg 2x/d (meer bepaald de androgeenantagonist die de patiënten niet als eerstelijnstherapie hadden gekregen). In geval van tumorprogressie mochten de patiënten van de tweede groep overschakelen op olaparib.De studie werd uitgevoerd bij patiënten met afwijkingen van de genen die meespelen bij herstel van DNA door homologe recombinatie (homologe-recombinatiedeficiëntie). Op het derde presidentiële symposium van het ESMO 2019 werden de gegevens gepresenteerd van een groep van 245 patiënten met somatische afwijkingen van BRCA1, BRCA2 of ATM.De resultaten waren statistisch en klinisch significant. De mediane overleving zonder radiologische progressie bij blinde centrale analyse (primair eindpunt) was significant beter in de olaparibgroep: 7,39 versus 3,55 maanden, HR 0,34, 95% BI 0,25-0,47, p < 0,0001, dus een daling van het risico op tumorprogressie of overlijden met 66% bij patiënten die nochtans al een zware behandeling hadden gekregen.In alle onderzochte subgroepen waren de resultaten beter met olaparib. Olaparib had ook een beter effect op de belangrijkste secundaire eindpunten: het percentage objectieve respons (33,3% versus 2,3%), de mediane tijd tot verergering van de pijn (nog niet bereikt versus 9,9 maanden) en bij een tussentijdse analyse van de totale overleving (op dat ogenblik waren er nog niet voldoende gegevens om de mediane totale overleving te berekenen) waren de resultaten eerder beter met olaparib hoewel 80% van de patienten bij wie de tumor was verergerd tijdens een hormoontherapie van de nieuwe generatie, ook olaparib had gekregen.Volgens de preliminaire resultaten over de groep van 142 patiënten met andere genetische afwijkingen heeft olaparib ook positieve invloed op de prognose van die patiënten. De HR van het primaire eindpunt in de totale patiëntenpopulatie (n = 386) bedroeg 0,49 (p < 0,0001).De veiligheid werd geëvalueerd bij alle 386 patiënten van de studie. Het totale aantal bijwerkingen en het aantal graad ? 3-bijwerkingen waren iets hoger in de olaparibgroep dan met de hormoontherapie van de nieuwe generatie: respectievelijk 95% versus 88% en respectievelijk 51% versus 38%. Het aantal patiënten waarbij de dosering werd verlaagd, was hoger in de olaparibgroep (22% versus 4%) en ook het aantal patiënten dat de behandeling heeft stopgezet wegens bijwerkingen, was hoger in de olaparibgroep (16% versus 9%). In elke behandelingsgroep is één patiënt overleden als gevolg van de behandeling.De frequentste bijwerkingen (? 15% van de patiënten) in de olaparibgroep waren anemie (47%, waarvan 22% graad ? 3), nausea (41%) en braken (18%), overwegend graad 1 of 2, vermoeidheid (41%, meestal lichte vermoeidheid), een licht verminderde eetlust (30%), diarree (21%) en constipatie (18%). De frequentste bijwerkingen in de hormoontherapiegroep waren vermoeidheid (32%, waarvan 5% graad ? 3), nausea (19%), verminderde eetlust (18%) en anemie (15%, waarvan 5% graad ?3).De PROfound-studie is de eerste fase III-studie die aantoont dat een gerichte behandeling mogelijk en effectief is bij het bestrijden van gemetastaseerde prostaatkanker. Dankzij dat nieuwe wapen kunnen we nu een behandeling op maat voorschrijven naargelang van de moleculaire afwijkingen. Om die afwijkingen op te sporen, moet je echter een genetisch onderzoek aanvragen. De organisatie van zo'n screening zal allicht niet van een leien dakje lopen.