...

In deze studie werd nivolumab vergeleken met sorafenib voor de eerstelijnsbehandeling van patiënten met gevorderd hepatocellulair carcinoma (HCC). De primaire analyse, die reeds beschikbaar was in 2019, toonde weliswaar een verschil in algemene overleving (OS) na 24 maanden ten gunste van nivolumab, maar kon geen statistisch significant verschil aantonen. Na een langere opvolging van minstens 33,6 maanden blijft het verschil statistisch niet significant. Wel zien we nog steeds dat de OS in de nivolumabgroep hoger is dan in de sorafenibgroep, de curves lijken zelfs verder uit elkaar te gaan. Net als bij bepaalde andere kankers, stelt zich ook hier de vraag of er aan de hand van biomerkers subgroepen geïdentificeerd zouden kunnen worden die meer baat hebben van behandeling met nivolumab. Een tweede set data die prof. Borbath presenteerde, ging over een subanalyse bij oudere volwassenen die deelnamen aan de IMbrave150-studie (2). Deze studie leverde in 2019 reeds zeer belangrijke en mogelijk praktijkveranderende data aan, met een indrukwekkende verbetering van de OS bij patiënten die behandeld werden met atezolizumab + bevacizumab in vergelijking met sorafenib. De subanalyse toonde dat ook bij volwassenen ouder dan 65 jaar atezolizumab + bevacizumab de OS op significante wijze verbeterde, met een nog niet bereikte mediane overleving in de combinatiegroep en 11,4 maanden in de sorafenibgroep (HR 0,59). Wel merkte prof. Borbath op dat moeilijker behandelbare bijwerkingen zoals diarree, vermoeidheid en verminderde eetlust toch iets hoger zijn bij de oudere personen. Andere data die prof. Borbath's aandacht trokken, komen van een pooling van vijf studies met in totaal 550 patiënten die transarteriële chemo-embolisatie (TACE) ondergingen. In deze studie werd de veiligheid, verdraagbaarheid en werkzaamheid bestudeerd van TACE bij patiënten met niet-reseceerbaar HCC, gebruik makend van zogenaamde 'drug eluting microspheres' (LifePearl®), geladen met anthracyclines (3). De data toonden een 60,2% compleet responspercentage, een algemeen responspercentage van 87,3% en een indrukwekkend percentage ziektecontrole van 94,6%. Ernstige bijwerkingen waren zeldzaam en hepatobiliaire toxiciteit werd slechts gezien bij 6,9% van de patiënten. Als laatste deelde prof. Borbath de data van een subgroepanalyse van de CELESTIAL-studie (4). Deze studie toonde reeds in 2019 de werkzaamheid aan van cabozantinib in tweede of derde lijn voor de behandeling van gevorderd HCC. Data van een bijkomende analyse van de subgroep van patiënten die tijdens de studie geëvolueerd waren naar een Child-Pugh B- stadium, tonen dat de werkzaamheid van cabozantinib behouden bleef, en dat de behandeling goed getolereerd werd. Prof. Borbath verwelkomt deze data, en zou in de toekomst graag meer studies zien bij deze groep van patiënten, waar data erg schaars zijn. 1. Sangro B et al. Ann Oncol 2020; 31 (suppl): S220 - LBA3 2. Li D et al. Ann Oncol 2020; 31 (suppl): S220 - 0-5 3. De Baere T et al. ESMO-GI 2020; Short Oral 8 - Ann Oncol 2020; 31 (suppl): S220 - SO-8 4. El Khoueiry AB et al. ESMO-GI 2020; Short Oral 9 - Ann Oncol 2020; 31 (suppl): S220 - SO-9