...

In Chicago werd een studie gepresenteerd die werd uitgevoerd bij 23.601 patiënten die minstens vijf jaar hadden geleefd na het stellen van een diagnose van kanker voor de leeftijd van 21 jaar tussen 1970 en 1999. De patiënten hadden deelgenomen aan de CCSS (Childhood Cancer Survivor Study). De studie treedt die hypothese niet bij: de incidentie van ernstige, invaliderende, levensbedreigende of dodelijke problemen (graad 3- tot graad 5-bijwerkingen) na de diagnose van kanker blijkt gestaag te dalen.De cumulatieve incidentie over een periode van 15 jaar was 12,7% bij kankers die waren gediagnosticeerd in de jaren zeventig, 10,1% bij kankers die waren gediagnosticeerd in de jaren tachtig, en 8,8% bij kankers die waren gediagnosticeerd in de jaren negentig. Per periode van 10 jaar daalde de incidentie gemiddeld met 16% (HR 0,84; 95% BI 0,80-0,89). De correlatie tussen de incidentie van problemen en de periode waarin de diagnose werd gesteld, verminderde sterk na correctie voor de therapeutische aanwinsten die mettertijd hebben plaatsgevonden (HR 0,92; 95% BI 0,85-1,00). De incidentie is het meest gedaald bij patiënten die een Wilms-tumor (13% -> 5%) of een hodgkinlymfoom (18% -> 11%) hadden overleefd. Bij patiënten die een astrocytoom (op een na frequentste kanker bij kinderen) hadden overleefd, is de incidentie gedaald van 15% naar 9% en bij patiënten die een acute lymfatische leukemie (frequentste kanker bij kinderen) hadden overleefd, is de incidentie gedaald van 9% tot 7%. De incidentie is echter niet gedaald bij andere kankers bij kinderen (neuroblastoom, acute myeloïde leukemie, wekedelensarcoom en osteosarcoom).Minder ernstige chronische problemenDat is een opmerkelijk resultaat, temeer daar het aantal patiënten dat nog langer dan vijf jaar in leven blijft, sterk is gestegen. Dankzij een verbetering van de behandeling en de ondersteunende zorg is de vijfjaarsoverleving van kinderen met kanker gestegen van 58% in de jaren zeventig tot 84% nu.Vooral de incidentie van endocriene aandoeningen (van 4% in de jaren zeventig tot 1,6% in de jaren negentig) en die van nieuwe kankers (2,4% in de jaren zeventig en 1,6% in de jaren negentig) zijn gedaald, gevolgd door de incidentie van maag- en darmproblemen en neurologische afwijkingen. De incidentie van hart- en longproblemen is mettertijd niet gedaald.De CCSS had al aangetoond dat het risico op overlijden aan late effecten van de behandeling over een periode van dertig jaar met 6,4% is gedaald (GT Armstrong et al. N Engl J Med. 2016; 374: 833-42). Deze nieuwe studie toont aan dat ook de frequentie van meerdere ernstige chronische problemen is gedaald.Dr. Jean-Claude Lemaire naar de presentatie van TM Gibson, abstract LBA10500, ASCO 2017, Chicago 2-6 juni.