...

In de Noord-Europese landen werd uitgaande van de gegevens van de studie Adulte Life after Childhood Cancer in Scandinavia een prospectieve studie uitgevoerd naar de late complicaties van behandelingen die tijdens de kinderjaren werden toegediend wegens kanker in Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden. In het totaal werden 20.361 patiënten met een kankerdiagnose voor de leeftijd van 20 jaar en die de kanker hadden overleefd, gevolgd gedurende een mediane periode van 15 jaar (spreiding 0-42 jaar), in het totaal 311.391 patiëntjaren. Die patiënten werden vergeleken met 125.794 controlepersonen van dezelfde leeftijd, hetzelfde geslacht en dezelfde woonplaats. De onderzoekers hebben de gestandaardiseerde frequentie van ziekenhuisopnames (SHRR), zijnde het aantal ziekenhuisopnames wegens auto-immuunziekten bij de overlevenden gedeeld door het verwachte aantal, en het absolute verhoogde risico (AER), zijnde het verschil tussen het verwachte en het waargenomen aantal ziekenhuiscontacten bij de overlevenden per 100.000 patiëntjaren, berekend. SHRR wegens auto-immuunziekten was 1,4-maal (95% betrouwbaarheidsinterval 1,3-1,5) hoger bij de overlevenden (AER 67 per 100 000). SHRR wegens auto-immuunziekten was het hoogst tijdens de eerste vijf jaar na de diagnose van kanker. SHRR wegens auto-immune hemolytische anemie bedroeg 16,3, SHRR wegens ziekte van Addison 13,9, SHRR wegens polyarteriitis nodosa 5,8, SHRR wegens acuut gewrichtsreuma 4,5, SHRR wegens sclerodermie 3,6, SHRR wegens idiopathische trombocytopenische purpura 3,4, SHRR wegens sarcoïdose 2,2, SHRR wegens sjögrensyndroom 2 en SHRR wegens diabetes 1,6. SHRR steeg significant na een behandeling wegens leukemie (1,6), hodgkinlymfoom (1,6), nierkanker (1,6) en hersentumor (1,4).