...

Alan Venook (San Francisco, CA, VS) et al., die de totale resultaten van de CALBG/SWOG 80405-studie al hadden gepresenteerd, hebben een analyse uitgevoerd van de subgroep van patiënten die na een behandeling met FOLFIRI of FOLFOX6 in combinatie met cetuximab of bevacizumab werden geopereerd. "Dat is een heel speciale, moeilijk te behandelen groep. De analyse loopt nog", zei de specialist. In feite werden er maar weinig patiënten geopereerd: 75 in de bevacizumabgroep en 105 in de cetuximabgroep. Er waren ook verschillen tussen die twee groepen. Zo zaten er meer niet-blanken in de cetuximabgroep dan in de bevacizumabgroep. Bij 30% van de patiënten in de bevacizumab en 20% van de patiënten in de cetuximabgroep werd ook de primaire tumor weggesneden. Bij andere patiënten werden alleen levermetastasen weggesneden (53,3% in de bevacizumabgroep en 50% in de cetuximabgroep). "132 van de 180 patiënten vertoonden geen tekenen van tumor na chirurgie (NED : No Evidence of the Disease). Die patiënten zijn dus mogelijk genezen."Voor alles genezen Uiteraard vertoont de studie een bias. De algemene toestand van die patiënten was waarschijnlijk beter dan bij de patiënten die niet in aanmerking kwamen voor chirurgie. De totale overleving was dezelfde in die subgroep van patiënten, ongeacht het behandelingsschema. De mediane overleving bedroeg 67,4 maanden met bevacizumab en 64,1 maanden met cetuximab. Dat verschil was niet significant. "Maar, aldus A. Venook, 60% van de patiënten van die subgroep werd behandeld met cetuximab en 40% met bevacizumab en dat is belangrijk. Je zou kunnen veronderstellen dat de patiënten die met cetuximab worden behandeld, na chirurgie gemakkelijker zullen genezen dan de andere, maar we kunnen nog geen definitieve conclusies daaromtrent trekken." Een heelkundige ingreep houdt een hoger risico in bij patiënten die worden behandeld met bevacizumab, dan bij patiënten die worden behandeld met cetuximab (hoger bloedingsrisico en slechtere wondheling). "Patiënten die bevacizumab krijgen, moeten de behandeling gewoonlijk 6 weken of nog langer voor chirurgie stopzetten. De beslissing tot chirurgie kan dus ook afhangen van de behandeling die de patiënt krijgt." Eén van de vragen was dan ook of die patiënten voor chirurgie werden verwezen naargelang van de respons op chemotherapie. Dat blijkt inderdaad zo te zijn: 78% van de patiënten die werden geopereerd, had een volledige of partiële remissie bereikt met de chemotherapie.SOS RAS Bij een aantal patiënten (n = 82) werd ook een uitgebreide RAS-analyse uitgevoerd, maar op weefsel van de primaire tumor en niet op metastasen. "13% van de geopereerde patiënten vertoonde een extra mutatie van het RAS-gen. De overleving bedroeg 6,5 jaar bij patiënten met een RAS wild type tumor en nog niet 4 jaar als de tumor een mutatie van het RAS-gen vertoonde. De overleving is dus uitstekend, maar door de mutatietoestand te evalueren, zouden we kunnen voorspellen wie zou kunnen worden genezen en wie niet. Dat is slechts een werkhypothese en het verschil is niet statistisch significant." Hoe dan ook, deze studie toont aan dat de overleving zeer lang kan zijn als er een goed indicatie voor chirurgie is. Op dit ogenblik is er nog geen verschil tussen de twee behandelingsschema's. De Amerikanen blijken almaar meer overtuigd te zijn van het nut van een uitgebreide RAS-analyse (wat we in Europa al een tijdje doen).