...

De studie werd uitgevoerd bij 631 vrouwen. Die vrouwen hadden een spinocellulair carcinoom of adenocarcinoom van de baarmoederhals in een vroeg stadium: IA1 (met embolieën in de lymfevaten), IA2 en overwegend IB1 (91,9%). 319 vrouwen hebben een mini-invasieve radicale hysterectomie ondergaan (84,4% via laparoscopie, 15,6% via robotgeassisteerde chirurgie) en 312 een laparotomie. De vrouwen van de twee groepen waren gemiddeld 46 jaar, hadden vergelijkbare letsels en hadden in dezelfde mate een aanvullende behandeling (chemotherapie en/of radiotherapie) gekregen.Tijdens een mediane follow-up van 2,5 jaar (spreiding 0-6,3 jaar) hebben vierendertig vrouwen een recidief ontwikkeld: 27 in de groep mini-invasieve chirurgie en 7 in de laparotomiegroep. 22 vrouwen zijn gestorven: 19 in de groep mini-invasieve chirurgie en 3 in de laparotomiegroep. De recidiefvrije overleving na 4,5 jaar was respectievelijk 86,0% en 96,5%, dus een verschil van -10,6 percentpunten (95% betrouwbaarheidsinterval -16,4% tot -4,7%), p = 0,87. Het verschil was -10,4% (95% BI: -24,7% tot +3,9%) na robotgeassisteerde chirurgie en -10,6% (95% BI: -16,4% tot -4,7%) na laparoscopische chirurgie.Ramirez PT et al.: Minimally Invasive versus Abdominal Radical Hysterectomy for Cervical Cancer. N Engl J Med 2018; 379: 1895-904. DOI:10.1056/NEJMoa1806395. https://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMoa1806395