...

De leeftijd van een borstkankerpatiënt mag niet bepalend zijn voor de chirurgische aanpak. Het zijn de resultaten van de dikke-naaldbiopsie die o.a. bepalen of de patiënt meteen geopereerd moet worden of eerst neo-adjuvante therapie krijgt. Ondertussen is aangetoond dat voor borsttumoren die in een vroeg stadium worden vastgesteld bij vrouwen van 18-35 jaar, mastectomie geen voordeel biedt voor de overleving t.o.v. een borstsparende operatie. Om de resultaten van die laatste te optimaliseren, is een preoperatieve MRI zinvol.Erfelijkheidsonderzoek speelt een grote rol bij beslissingen over lokale behandeling en risicoreducerende ingrepen zoals contralaterale mastectomie. De meest voorkomende kiembaanmutaties bij jonge borstkankerpatiënten (< 40 jaar) zijn de BRCA1- en BRCA2-pathogene varianten. Een zeldzame mutatie waaraan moet gedacht worden bij vrouwen < 30 jaar is p53. In dat geval is radiotherapie gecontra-indiceerd. Andere, niet-BRCA, matig-hoog penetrante genen vormen een grote uitdaging. Veel vrouwen ondergaan bilaterale borstamputaties, ongeacht het type pathogene variant en het risico op een nieuwe borstkanker dat ermee gepaard gaat. Is dat omdat artsen of patiënten dat risico overschatten? Deze ingrijpende beslissing wordt best niet geleid door angst, en 'primum non nocere' blijft prioritair.Wat endocriene therapie betreft, is tamoxifen al jaar en dag de belangrijkste behandeling voor hormoongevoelige borstkanker. Hoe langer de patiënt het inneemt, hoe beter. Antihormonale behandelingen en ovariële suppressie kunnen wel invaliderende bijwerkingen geven, vooral bij jonge vrouwen. Zij kunnen last hebben van vasomotorische symptomen, gynaecologische klachten en seksuele problemen, musculoskeletale pijn en vermoeidheid. Telegeneeskunde en monitoring op afstand (ePROMS(1)) kunnen de follow-up en aanpak van behandelingsgerelateerde toxiciteit verbeteren.Ook oncofertiliteit is een essentieel aspect in de behandeling van deze vrouwen. Elke borstkankerpatiënt van vruchtbare leeftijd moet, zo vroeg mogelijk in het behandeltraject, informatie krijgen over fertiliteitspreservatie, risico op prematuur ovarieel falen door chemo, etc. De cryopreservatie van eicellen en embryo's heeft de voorkeur op die van ovariumweefsel, zeker i.g.v. erfelijke kanker. Lange tijd is men bang geweest om, na een borstkankerdiagnose, de eierstokken hormonaal te stimuleren, maar dit blijkt veilig. Ook zwanger worden na een borstkankerbehandeling heeft geen nadelig effect op de prognose van de patiënt(2), en dit geldt ook voor BRCA-mutatiedraagsters.