...

192 patiënten werden behandeld met oraal encorafenib 450 mg eenmaal per dag plus oraal binimetinib 45 mg tweemaal per dag (de encorafenib- plus binimetinibgroep), 194 met oraal encorafenib 300 mg eenmaal per dag (de encorafenibgroep), en 191 met oraal vemurafenib 960 mg tweemaal per dag (de vemurafenibgroep).Met een mediane follow-up van 16,6 maanden (95% CI 14,8-16,9), was de mediane progressievrije overleving 14,9 maanden (95% CI 11,0-18,5) in de encorafenib- plus binimetinibgroep, 9,2 maanden (7,4 - 12,9) in de encorafenibgroep (hazard ratio [HR] 0,75, 95% CI 0,56-1,00; tweezijdig p = 0,051) en 7,3 maanden (5,6-8,2) in de vemurafenibgroep (HR 0,54, 95% CI 0,41-0,71; tweezijdig p < 0,0001). De meest frequente graad 3-4 bijwerkingen die werden waargenomen bij meer dan 5% van de patiënten, waren in de encorafenib- plus binimetinibgroep gestegen γ-glutamyltransferase (18 [9%] van de 192 patiënten), gestegen creatinefosfokinase (13 [7%]) en verhoogde bloeddruk (11 [6%]). In de encorafenibgroep waren het palmoplantair erythrodysesthesiesyndroom (26 [14%] van de 192 patiënten), myalgie (19 [10 %]), en artralgie (18 [9 %]); en in de vemurafenibgroep bemerkte men vooral artralgie (11 [6 %] van de 186 patiënten). Behandelingsgerelateerde overlijdens werden niet weerhouden.Encorafenib plus binimetinib en encorafenib in monotherapie tonen een grotere efficiëntie in vergelijking met vemurafenib. Bovendien blijkt encorafenib plus binimetinib beter verdragen te worden dan encorafenib in monotherapie of vemurafenib. Bijgevolg kan de combinatie van encorafenib plus binimetinib als een interessante nieuwe behandelingsoptie beschouwd worden voor de behandeling van patiënten met BRAF-mutant melanoom.