...

Een eerste verklaring voor de geslachtsgebonden verschillen bij de secundaire preventie van ASCVZ is dat er in onderzoek onvoldoende aandacht is voor ASCVZ bij vrouwen: mannen overheersen in de populaties rond secundaire preventie van ASCVZ. Dat is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat er meer mannelijke patiënten met ASCVZ zijn. "Maar het is geen argument om de bevindingen bij mannen zomaar door te trekken naar vrouwen", werpt prof. De Backer tegen. Gezegd mag dat de geslachtsgebonden verschillen in de secundaire preventie van ASCVZ meer uitgesproken zijn bij oudere leeftijdsgroepen, boven de 65 jaar. Ze zijn ook meer uitgesproken bij laaggeschoolden, en in subgroepen met comorbiditeit, zoals hartfalen en diabetes. In de EUROASPIRE-studie(1) werd medicatie evenveel voorgeschreven aan vrouwen als aan mannen. In andere studies ziet men dat vrouwen minder medicatie krijgen dan mannen. Maar hoe komt het dat de risicofactoren niet beter onder controle zijn in studies waar de voorgeschreven medicatie dezelfde is? Een mogelijke verklaring is een minder goede therapietrouw bij vrouwen, die op zijn beurt kan te maken hebben met een verschil in bijwerkingen tussen de geslachten: onderzoek heeft aangetoond dat vrouwelijke patiënten meer bijwerkingen ervaren.Wat revalidatie betreft, heeft een Amerikaanse meta-analyse aangetoond dat vrouwen daar minder vaak naar verwezen worden. Als ze verwezen worden, nemen ze er minder vaak aan deel. En bovendien stoppen ze er vaker vroegtijdig mee dan mannen. Dat verklaart waarom vrouwelijke patiënten minder goed worden begeleid naar evenwichtige voeding en voldoende lichaamsbeweging. Als gevolg daarvan blijft het risico van persisterende risicofactoren zoals obesitas hoger.Ook de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven kan een rol spelen. In EUROASPIRE V werden drie instrumenten gebruikt om de kwaliteit van leven te meten: de EuroQoL-5D-5L, de Heart-QoL en de HADS (Hospital Anxiety and Depression Score), een schaal voor het meten van angst en depressie. Op deze drie schalen waren de scores zeer significant minder goed bij vrouwen dan bij mannen. "Angst en depressie spelen een belangrijke rol bij secundaire preventie na hartinfarct", benadrukt prof. De Backer.Prof. De Backer vermeldt ten slotte de rol van ziekten en risicofactoren die alleen bij vrouwen voorkomen, zoals zwangerschapscomplicaties, polycystische ovaria, leeftijd van de menarche en de menopauze. Hij verwijst hierbij naar de uiteenzetting van dr. Eva Decaluwe (zie het artikel 'Unieke kenmerken van het hart en hartziekten bij de vrouw').Hij wil nog de aandacht vestigen op de rol van geweld tegen vrouwen en citeert in dat verband de conclusie van een artikel dat in 2021 verscheen in British Medical Journal: "Er zijn nu duidelijke bewijzen dat geweld bijdraagt tot het optreden van ernstige niet-overdraagbare ziekten en sterfte bij vrouwen - vrouwen kunnen de gewelddadige episode overleven, maar verdere effecten komen achteraf tot uiting onder vorm van aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten." Dat is een gegeven dat in steeds meer studies duidelijk wordt, weet prof. De Backer.Hij concludeert dat er wel degelijk geslachtsverschillen bestaan bij de secundaire preventie van ASCVZ: "Er is dus meer aandacht nodig voor de secundaire preventie van ASCVZ bij vrouwen. De nadruk moet liggen op bewustmaking en een aangepaste leefstijl. Extra inspanningen moeten vooral geleverd worden bij oudere en minder geschoolde vrouwen." Met een laatste nuance: "Het mag niet de bedoeling zijn zich te beperken tot het wegwerken van de geslachtsverschillen bij de secundaire preventie van ASCVZ. Ook bij mannen is de secundaire preventie van ASCVZ immers ver van optimaal en dus voor veel verbetering vatbaar."