...

Onderzoeksprotocollen in het domein van de parapsychologie hebben lang kritiek gekregen, maar intussen sluiten ze beter aan bij de eisen van de experimentele wetenschap. Renaud Evrard is klinisch psycholoog, docent en onderzoeker aan de universiteit van Nancy, en medestichter van onderzoeksgroep CIRCEE (Centre d'information, de recherche et de consultation sur les expériences exceptionnelles). In zijn boek Phénomènes inexpliqués (Humensciences, 2023) onderstreept hij dat het officiële tijdschrift van de American Psychological Association, de grootste vereniging van psychologen wereldwijd, een artikel gepubliceerd heeft waarin wordt bevestigd dat het bewijsniveau in de parapsychologie het minimale criterium haalt dat door de wetenschap wordt vooropgesteld. Deze conclusie formuleert de American Psychological Association met het oog op experimenteel werk rond psi, de vermoedelijke onbekende factor achter paranormale verschijnselen. De betrokken studies zijn verschenen in gezaghebbende bladen zoals Science of Nature. Het belangrijkste bezwaar tegen de hypothese dat paranormale verschijnselen bestaan, is dat ze niet sporen met de wetten van de fysica. Zou het kunnen dat psi-fenomenen niet bestaan? In een 'meta-analyse van meta-analyses' van gegevens verzameld in de verschillende deelgebieden van de parapsychologie - precognitie, zien op afstand, psychokinese, ... -, bestempelt Etzel Cardeña van de universiteit van Lund (Zweden) die visie als een vooronderstelling. Hij beargumenteert zijn standpunt door erop te wijzen dat ook de theorieën van de fysica evolueren en algemeen aanvaarde ideeën op de helling zetten. Laten we het voorbeeld van de retrocausaliteit nemen. Om het een kans te geven, verwijst Cardeña naar de theorie van het blokuniversum uitgewerkt door Einstein. Volgens hem bestaat het blokuniversum uit een continuüm van vierdimensionale ruimtetijd dat flexibel, kneedbaar en vervormbaar is door de materie die het bevat, maar zonder verstrijkende tijd. Alle gebeurtenissen uit het verleden, het heden en de toekomst bestaan gelijktijdig. "In deze opvatting bestaat alles wat heeft bestaan nog steeds in de ruimtetijd, en alles wat zal bestaat, bestaat daar ook al", zegt de Franse natuurkundige Etienne Klein. Wat onderscheidt dan de huidige gebeurtenissen? Die zouden als enige eigenheid hebben dat ze zich voordoen waar we ons bevinden in de ruimtetijd. In de theorie van het blokuniversum is de geschiedenis al geschreven en ontdekken we die stap voor stap. Het blokuniversum verwerpt echter het concept van een 'universeel heden', ten gunste van een 'relatief heden' dat eigen is aan elke waarnemer. Etzel Cardeña baseert zich overigens op experimenten die concluderen dat kwantumretrocausaliteit mogelijk bestaat. Voorbeelden zijn het experiment dat in 2012 werd gepubliceerd in Nature door de Oostenrijker Anton Zeilinger die in 2022 de Nobelprijs natuurkunde kreeg. De werken die Cardeña laat gelden, zijn meestal afkomstig van wetenschappers van internationaal niveau. Dit betekent toch wel een uitdaging voor bepaalde dogmatische visies. Desondanks blijft de verklaring van mechanismen betrokken bij mogelijke paranormale verschijnselen speculatief. Laten we even terugkomen op de retrocausaliteit. Natuurkundigen gaan ervan uit dat het toepassen van de principes van de kwantummechanica op het blokuniversum erop neer komt dat men het bestaan van retrocausaliteit erkent. Met andere woorden, de toekomst kan inwerken op het heden en het verleden. Voorwaarde is wel dat de twee belangrijkste theorieën van de moderne fysica kunnen versmelten tot een 'kwantumtheorie van de zwaartekracht'. Momenteel worden een twintigtal theoretische modellen bestudeerd om psi-verschijnselen te interpreteren, maar rond geen enkele bestaat momenteel een consensus. Ook al krijgt de parapsychologie nu de aandacht van onderzoekers aan de universiteit, toch heeft deze discipline een kwalijke reputatie onder wetenschappers. Dat komt ten dele omdat men de parapsychologie automatisch in verband brengt met bepaalde praktijken van zwendelaars en geldwolven. Maar voor een stuk gaat het ook over het feit dat wetten van de fysica, die in brede kringen als onomstotelijk worden ervaren, in vraag worden gesteld. Alsook over bezwaren tegen de methodologie van de uitgevoerde experimenten, hoewel de protocollen altijd maar nauwlettender worden opgezet. Ten slotte bestaat er ook een neiging om personen die melden dat ze een paranormale ervaring hebben gehad, weg te zetten als psychisch gestoorden. Wetenschappers zijn - terecht of ten onrechte - niet zomaar bereid om psi-effecten als reëel te erkennen op basis van statistische gegevens. Om hun standpunt te herzien eisen ze dat de onderliggende mechanismen van onverklaarde verschijnselen worden opgehelderd. Verschillende experimenten werden uitgevoerd in steeds meer gesofisticeerde omstandigheden om het bestaan van psi-verschijnselen te bevestigen of te ontkennen. Een protocol dat vaak wordt gebruikt om extrasensoriële waarnemingen - telepathie, precognitie, ... - te testen, bijvoorbeeld, is dat van Ganzfeld. Hierbij wordt een uniform sensorieel veld gecreëerd met rood licht en een willekeurig geluid, waarin een deelnemer zich comfortabel in een zetel nestelt. "De bedoeling is dat de zintuiglijke deprivatie het voor de deelnemer mogelijk maakt zich te concentreren op zijn eigen gewaarwordingen", legt Renaud Evrard uit. In de jaren 1970-80 werd dit model gebruikt voor onderzoek naar telepathie. Een persoon, die men 'zender' noemde, keek naar een afbeelding of een filmpje, gekozen uit een aanbod van vier afbeeldingen of filmpjes. De geteste persoon ('ontvanger') moest kunnen vertellen welke afbeelding of welk filmpje de 'zender' - in een ander lokaal - bekeken had. "Sindsdien is de 'zender' vervangen door een computer op afstand die de afbeelding of de video willekeurig selecteert", aldus Renaud Evrard. Als niemand de computer gadeslaat, testen de onderzoekers de helderziendheid, anders gezegd, het potentieel om hoogte te krijgen van gebeurtenissen zonder tussenkomst van een 'zintuig'. Als iemand naar de computer kijkt, spitst het experiment zich toe op telepathie. En als de computer de afbeelding of de video selecteert nadat de deelnemer zijn antwoord gegeven heeft, draait het onderzoek rond precognitie (voorgevoelens). Meta-analyses wijzen op basis van duizenden experimenten uit dat de deelnemers aan een Ganzfeld-protocol de selectie correct raden in 31% van de gevallen. Dat cijfer is 6% hoger dan wat men kan verwachten op basis van het toeval (25%). De effectgrootte is weliswaar beperkt, maar stemt overeen met wat men meet in talrijke onderzoeksdomeinen in de psychologie. Het Ganzfeld-protocol wordt beschouwd als een instrument om buitengewone bewustzijnsvormen te induceren. Experimenten wijzen uit dat dit het optreden van psi-verschijnselen bevordert. Dat geldt ook voor studies over voorspellende dromen in het slaaplabo, waarbij deelnemers worden gewekt tijdens de REM-slaap. Net zoals het Ganzfeld-protocol en dromen, worden psi-effecten bevorderd door hypnose, relaxatie, meditatie en het gebruik van psychedelica. De 'meta-analyse van meta-analysen' van Etzel Cardeña bepleit het bestaan van paranormale verschijnselen. Toont dit aan dat psi-effecten bestaan? Neen. De methodologie van experimenten rond parapsychologie voldoet momenteel aan de criteria van de wetenschap, maar de lat van kwaliteitsvol wetenschappelijk werk komt altijd maar hoger te liggen. Men loopt tegen de grenzen van de verschijnselen aan als men verwacht dat ze absoluut voorspelbaar en reproduceerbaar zijn. "Volgens sommige onderzoekers onderscheiden psi-verschijnselen zich door hun 'ontwijkend' karakter, in die zin dat de resultaten van experimenten minder goed worden naarmate het aantal identieke tests toeneemt", commentarieert Renaud Evrard. Kortom, moeten we concluderen dat psi-fenomenen niet bestaan, of moeten we op zoek gaan naar een andere verklaring? Er is nog een hinderpaal: de psi-paradox. In de wetenschap is objectiviteit een essentieel principe: de onderzoeker mag geen rol spelen in de resultaten die hij verzamelt, zodat gelijk welke andere onderzoeker ter wereld met dezelfde werkwijze hetzelfde resultaat kan bereiken. Vervelend daarbij is dat parapsychologen al lange tijd aantonen dat, wie ook hun testpersonen zijn, de resultaten van experimenten over psi-verschijnselen neigen in de richting van de verwachtingen van de onderzoekers - naargelang ze believers of sceptici zijn. Zoals prof. Thomas Rabeyron van de universiteit van Nancy zegt, het 'psi-onderzoeker-effect' haalt de meeste resultaten van onderzoek naar parapsychologie onderuit. Tegelijk stuit men hier op een paradox: de wetenschappelijke methode gebaseerd op objectiviteit heeft aangetoond dat objectiviteit een relatief concept is. Er bestaan geen garanties meer dat de verwachtingen van de onderzoeker losstaan van de resultaten die hij voorlegt. Hoe raken we uit deze patstelling? "Er zijn maar twee mogelijkheden: ofwel verwijzen we de parapsychologie naar de vergeethoek, ofwel herbekijken we de regels van het wetenschappelijk onderzoek", concludeert Renaud Evrard.