...

Paul de Sorbait uit Montbliart/Rance (1624-1691) had in de kwarteeuw tevoren een stevige medisch-academische carrière had uitgebouwd in de stad en werd in 1679 Grootinquisiteur in Pestaangelegenheden. Al zijn inspanningen ten spijt lukte het onze landgenoot ditmaal niet om de epidemie op korte termijn te fnuiken... De 17de eeuw was een turbulente periode in Europa: territoriale en religieuze conflicten zoals de Dertigjarige Oorlog zaaiden dood en verderf in diverse uithoeken van het Oude Continent, opeenvolgende pausen riepen op tot kruistochten om de expansie van het in Europa oprukkende Ottomaanse Rijk in te dammen. Voeg daarbij de wetenschap dat (hoofd)steden zoals Wenen hun inwonersaantallen toch zagen aangroeien, tot zo'n 70.000 zielen schat men in die periode. Helaas, de sanitaire leefomstandigheden binnen die veelal ommuurde entiteiten waren niet bepaald gezond: het feit dat men de inwoners moest oproepen om afval en/of kadavers van dieren niet op straat te dumpen wijst erop dat dat allicht gangbare praktijk was, menen historici.Nochtans waren in Wenen op basis van eerdere epidemies bijvoorbeeld een magister sanitas geïnstalleerd en golden er strenge maatregelen in geval van een pestuitbraak: binnenkomende reizigers moeten aantonen dat ze de afgelopen periode niet in door pest geteisterde gebieden waren geweest; indien dat toch het geval was, golden regels van (zelf)quarantaine, huiselijk en ander afval moest ordentelijk worden verzameld en afgevoerd enzomeer. In een boekje van dokter Paul de Sorbait (*) lezen we "dat de pestepidemie die in 1654-55 Wenen bereikt, door de drastische hygiënische maatregelen die de Sorbait uitvaardigt, relatief snel kan worden gefnuikt. Dat succes geeft de reputatie van de jonge arts beslist een boost." De Sorbait is op dat moment net de kaap van 30 jaar voorbij, gewapend met een diploma geneeskunde van de universiteiten van Padua en Wenen. En hij maakt snel carrière in zijn nieuwe thuisstad: in 1654 wordt hij prof aan de Weense universiteit (voor de leerstoelen theoretische geneeskunde, anatomie en botanica), naderhand wordt hij meermaals verkozen tot decaan en zelfs rector van de universiteit. En zijn contacten met het Habsburgse hof leveren hem in 1657 een benoeming op als (privé-)arts van keizerin Eleonora Gonzaga, de derde echtgenote van keizer Ferdinand III. Onze landgenoot geniet een reputatie als "eerlijk en integer medicus". In een publicatie van de Engelse medicus en tijdsgenoot Edward Brown wordt hij zelfs getypeerd als "de meest eminente arts van zijn tijd". Dokter de Sorbait publiceert diverse werken, niet enkel met wetenschappelijke inslag (zoals Universa medicinae, over algemene geneeskunde), maar ook gericht op een breed lezerspubliek (over bevallen en courante ziektes en hygiëne - maatregelen om die te vermijden).Die laatste klemtoon duikt opnieuw op in een boek dat hij samen met professor Mannagetta, zijn 'peter' in Wenen, schrijft. In Pestordnung ligt de nadruk op de hygiënische preventiemaatregelen die kunnen bijdragen om een (pest)epidemie te voorkomen en in te dammen: straten schoonmaken, desinfecteren, muren kalken, lijken en kadavers moeten snel worden opgeruimd. Artsen krijgen het advies om beschermende kledij te dragen om besmetting en verspreiding te voorkomen.Het klinkt dezer dagen bijzonder herkenbaar, alhoewel het nog meer dan 200 jaar zal duren voor de pestbacil wordt ontdekt. Het doet niets af aan dokters Sorbaits vooruitziendheid. Zo erkent hij, in samenspraak met een collega-pestdokter, dat de pest met vuur bestrijden, zeker in een stedelijke omgeving, gevaar inhoudt: als de wind draait, kan dat immers desastreuze gevolgen hebben. Daarom acht hij het raadzaam om verbrandingen enkel buiten de stad te aan te wenden, 'verpeste' dingen kan je ook begraven.Als begin 1679 nieuwe pestgevallen opduiken in de buurt van Wenen wordt Paul de Sorbait benoemd tot 'sanitair adviseur en Grootinquisiteur in pestaangelegenheden'. Helaas worden zijn diagnose dat het gaat om de pest en sanitaire adviezen in de wind geslagen. Er staan immers een aantal feestelijke intredes van diplomatieke gezanten gepland en de autoriteiten willen die per se laten doorgaan. Het gevolg laat zich raden: zulke intredes, die gepaard gaan met grote volkstoelopen en feestgedruis, blijken een ideale 'superverspreider'.Tegen begin juli van dat jaar is het euvel geschied: het pestlazaret kan de toestroom zieken niet aan, lijken worden niet geruimd en stapelen zich op in de straten van Wenen, er worden zelfs gevangenen vrijgelaten om de kadavers in massagraven te dumpen. De keizer, zijn gevolg en iedereen die kan, ontvluchten de stad - maar in hun zog reist ook de pest mee...De achterblijvers, inclusief dokter de Sorbait, proberen aan damage control te doen in weinig benijdenswaardige omstandigheden: de stank was naar verluidt niet te harden en de dodenstatistieken bleven pieken. De laatste pestslachtoffers werden pas in april 1680, dus meer dan een vol jaar na de eerste uitbraak, begraven.Hoeveel slachtoffers deze pestepidemie uiteindelijk heeft gemaakt, blijft onduidelijk. 17e eeuwse kronieken spreken van 140.000 doden, een aantal dat historici ruimschoots overdreven achten. Vandaag gaat men er van uit dat het virus 12 tot 15.000 dodelijke slachtoffers in de stad zelfs heeft geëist, met het ommeland erbij zouden er 30 tot 50.000 doden gevallen zijn. In hartje Wenen (am Graben) herinnert de Pestzuil aan deze tragische periode uit de stadsgeschiedenis. Het initieel houten monument dateert van 1687 - enkele jaren nadat de stad behoed is voor een ander onheil: het beleg van Wenen door troepen van de Ottomaanse sultan wordt met hulp van Duitse troepen afgeslagen. Naar verluidt speelde ook professor de Sorbait een rol bij die ontzetting: hij voerde een regiment studenten aan dat mee de Turkse aanvallers op de vlucht hielp slaan. De marmeren zuil, die je vandaag aanschouwt, is pas in 1693 onthuld. Dokter de Sorbait heeft het niet meer meegemaakt: hij stierf in 1691. De arts wordt begraven rond de Stephansdom. Dat mag verwonderlijk lijken, maar begraafplaatsen rond kerken worden pas in de loop van de 18e eeuw opgedoekt. In de Weense kathedraal kan je nog steeds zijn grafsteen en een epitaaf ontdekken. De Oostenrijkse hoofdstad is dr. de Sorbait echter niet vergeten: er dienen zich op diverse plaatsen sporen van de man aan, ideaal voor een toekomstige reportage in zijn zog. Het meest prominente spoor is een Sorbaitgasse, genoemd naar de man uit Montbliart. In zijn geboortestreek Zuid-Henegouwen vind je eveneens nog tastbare herinneringen aan de arts en familie de Sorbait. (*) Michèle Herlin, Paul de Sorbait, Médecin de Montbliart 1624 à Vienne 1691. De publicatie kan je bestellen bij de auteur, ze kost 13 euro plus portkosten (via micheleherlin@icloud.com).