...

De tekst van dr. Jean-Luc Demeere (voorzitter van het Verbond der Belgische Beroepsverenigingen van artsen-specialisten VBS, zie AK nr. 2670) leest vandaag als een anachronisme. Echelonnering is goed voor de patiënt: tot 90% van de gezondheidsproblemen wordt opgelost door de huisarts in samenspraak met de patiënt. Echelonnering is goed voor de huisarts: voor de huisarts is het belangrijk om een gevarieerd publiek met gevarieerde zorgvragen te zien. Echelonnering is goed voor de specialist. Deze kan zich concentreren op de complexe problemen, die een specialistische competentie vragen. Echelonnering is goed voor alle andere actoren in de eerste lijn die duidelijkheid krijgen. Kinesisten, apothekers, verpleegkundigen, enz. Echelonnering is goed voor de maatschappij. De juiste zorg op het juiste moment op de juiste plaats zorgt voor een duidelijk beheersbaar budget. Wij stellen voor dat wanneer een patiënt bij de specialist consulteert, na verwijzing door de huisarts die behoort tot een huisartspraktijk waar de patiënten een Globaal Medisch Dossier hebben, hij/zij recht krijgt op een volledige terugbetaling van de consultaties en technische onderzoeken door of op vraag van de specialist naar wie de patiënt werd verwezen. Hierbij kunnen zich twee situaties voordoen: 1. De 'lineaire verwijzing'. Wanneer de patiënt zich met een nieuw probleem aanmeldt bij zijn huisarts, en deze na overleg met de patiënt tot het besluit komt dat een specialistisch onderzoek noodzakelijk is, schrijft de huisarts een verwijsbrief naar de desbetreffende specialist. De huisarts geeft een elektronisch GDPR-conform signaal aan het ziekenfonds van de patiënt, dat weet dat de prestaties voorgeschreven door of gerealiseerd door de specialist naar wie verwezen wordt, gedurende twee maanden, ingaand op de datum van het eerste contact met de specialist, volledig dienen te worden terugbetaald. Bij de meeste verwijzingen voor nieuwe problemen is het immers zo dat binnen de twee maanden alle onderzoeken gebeurd zijn en een beleid door de specialist wordt voorgesteld. Dit betekent ook dat na twee maanden ten laatste, de specialist een verslagbrief naar de huisarts dient te sturen (in de praktijk zal dit vaak veel vlugger gebeuren). Wanneer het toch om zeer complexe zaken blijkt te gaan, die meer tijd vragen, kan de huisarts in een vervolgconsult, eventueel een verwijzing schrijven van het tweede type (zie hieronder). 2. Een 'spiraalverwijzijng'. Dit is vooral aan de orde wanneer het om de opvolging van chronisch zieken gaat. Hierbij kan de huisarts een verwijzing naar een specialist met een verwijzing voor een chronische begeleiding initiëren. De adviserende arts van het ziekenfonds wordt elektronisch geïnformeerd dat voor deze patiënt de zorg door de desbetreffende specialist, gedurende zes maanden aanleiding geeft tot volledige terugbetaling van de prestaties en de door deze specialist geïnitieerde onderzoeken. De achtergrond voor deze aanpak met twee vormen van verwijzing ('lineaire' en 'spiraalverwijzing') wordt o.a. beschreven in het rapport (blz. 26) van het 'Expert Panel on Effective Ways of Investing in Health' (Europese Commissie). Het concept van spiraalverwijzing illustreert het feit dat bij chronische zorg, patiënten constant navigeren op de eerste lijn (tussen verschillende zorgverstrekkers), en van de eerste naar de tweede lijn. Het hier voorgestelde mechanisme maakt de financiële consequenties van de invoering van een echelonnering op een eenvoudige manier duidelijk. Zodat de patiënt inderdaad niet voor elk bezoek aan de specialist, eerst met de huisarts contact moet opnemen. Het is evident dat dit systeem, wanneer algemeen ingevoerd, kostenbesparend zal zijn, en dus middelen vrijmaakt om nieuwe initiatieven in de zorg te financieren. Zoals bv. de versterking van de omkadering van de huisarts in de context van interprofessionele eerstelijnsteam. In het hier geformuleerde voorstel zijn er alleen maar winnaars: de patiënt krijgt zorg op het juiste niveau, de specialist krijgt patiënten op het spreekuur die een beroep doen op zijn specialistische deskundigheid met de aanpak van meer complexe problemen. De huisarts behoudt de centrale coördinerende en integrerende rol en kan actief blijven bijdragen, ook in de zorg voor chronische patiënten.