...

Diabetes, cardiovasculaire aandoeningen en testosterontekort zijn voorbeelden van aandoeningen die het seksuele functioneren kunnen bemoeilijken. Hoewel het in eerste instantie om organische aandoeningen gaat, zal hun weerslag op het seksuele functioneren ook psychische gevolgen hebben. Een hart- en vaatziekte kan bijvoorbeeld erectiestoornissen veroorzaken, maar meteen zal de betrokkene zeer waarschijnlijk ook onzeker worden over zijn mogelijkheden om een erectie te krijgen, waardoor het probleem alleen maar erger wordt. Lichamelijke en psychische factoren kunnen zodoende met elkaar verweven zijn. Toch hebben de meeste vormen van seksuele disfunctie, zoals gebrek aan libido en anorgasmie, hoofdzakelijk een emotioneel en cognitief substraat.De reactie van het lichaam op seksuele prikkels wordt meestal opgedeeld in verschillende fasen, die gelijklopend zijn bij vrouwen en mannen, een paar varianten niet te na gesproken. In de jaren 1960 hebben de Amerikaanse onderzoekers William Masters en Virginia Johnson, de grondleggers van de moderne seksuologie, een lineair model van het seksuele functioneren in vier etappen opgesteld. Ze baseerden zich daarvoor op de menselijke biologie en de fysiologische reacties die aanleiding geven tot de coïtus. "Ze deden objectieve waarnemingen, onder andere met sensoren die ze bij proefpersonen aanbrachten. Deze personen werd gevraagd te masturberen of seksuele betrekkingen te hebben. Op die manier beschreven de onderzoekers de verschillende fasen van de reactie van het lichaam op seksuele prikkels", vertelt Philippe Kempeneers, klinisch psycholoog en seksuoloog, voormalig voorzitter van de Société des sexologues universitaires de Belgique.Welke zijn nu die vier fasen die Masters en Johnson onderscheiden? De eerste fase is opwinding. Hierbij ontstaat, onder invloed van seksuele prikkels, vaatcongestie in de genitaliën naast andere fysiologische reacties zoals een verhoogd hart- en ademritme. Daarna treedt een plateau op, waarbij alle fysiologische uitingen eigen aan de opwindingsfase zich stabiliseren. Tijdens de derde fase vindt een lichte toename van de hierboven aangegeven parameters plaats: dat is het orgasme, gevolg door de resolutiefase, waarbij de seksuele opwinding afneemt en de betrokken parameters progressief naar hun oorspronkelijke waarde terugkeren."Als men met mensen praat over hun subjectieve beleving, stelt men vast dat die vrij goed overeenstemt met het model van Masters en Johnson", aldus Philippe Kempeneers. In de jaren 1970 stelden sommige auteurs echter de vraag of er geen fase aan het model moest worden toegevoegd. Psychiater en sekstherapeute Helen Singer Kaplan, die de eerste Amerikaanse kliniek voor seksuele disfunctie stichtte, stelde voor het model aan te vullen met een initiële fase die als libido omschreven werd. Deze fase werd volgens haar gekenmerkt door fantasieën en/of uitlatingen die erop wijzen dat de persoon 'er zin in heeft'. Er is hier nog geen sprake van opwinding, want er is geen lokale vaatcongestie of andere fysiologische verschijnselen beschreven door Masters en Johnson. Met andere woorden, de fase die Kaplan voorstelde was niet biologisch objectiveerbaar. "Toch gingen de meeste clinici denken dat seksuele disfunctie - bij mannen of vrouwen - rechtstreeks verband hield met één of andere fase van het seksuele gedrag: het libido, de opwinding, het orgasme. Seksuele disfuncties werden voortaan onderverdeeld naargelang de fase die er objectief bekeken het nauwst bij betrokken was", zegt Philippe Kempeneers. Libidostoornissen waren in het licht van deze benadering bijvoorbeeld gerelateerd aan een gebrek aan spontane interesse in seks. Stoornissen van de opwinding werden in verband gebracht met een gebrekkige schedebevochtiging of erectiestoornissen bij de man. Stoornissen van het orgasme hielden in dat dit te vroeg, te laat of niet optreedt.Deze inzichten zijn intussen veranderd. Seksuologen kwamen tot het besef dat het onderscheid tussen libido en opwinding, althans bij de vrouw, kunstmatig was. Begin jaren 2000 betwistte Rosemary Basson (universiteit van British Columbia, Canada) het idee dat de afwezigheid van spontaan libido bij de vrouw als een afwijking moest worden beschouwd. Anders moet men aannemen dat 30 tot 40% van de vrouwen aan een libidostoornis lijdt. "Dat heeft natuurlijk geen zin", beaamt Philippe Kempeneers. "Volgens Rosemary Basson is de definitie van het libido te beperkend. Er bestaat wel zoiets als spontaan libido, dat uit het niets opduikt, maar er is ook reactief libido, dat ontstaat als gevolg van echte prikkels." Anders gezegd, sommige vrouwen melden dat ze geen spontaan libido hebben, maar geven toch wel aan dat ze genieten van seksuele betrekkingen en zelfs tot een orgasme komen. "Het is een beetje alsof ze alleen van een goed glas willen genieten als ze echt dorst hebben. Ze hebben graag seks, maar hebben er niet spontaan zin in", duidt Philippe Kempeneers. Libido kan opwinding dus voorafgaan, maar kan er ook het gevolg van zijn, omdat de opwinding als prettig wordt aangevoeld. Een zwak spontaan libido komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Dat heeft waarschijnlijk ten dele te maken met de lagere testosteronwaarden bij de vrouw. Het onderscheid tussen spontaan en reactief libido opent therapeutische perspectieven. Naargelang het type libido dat afwezig is, moet men immers het probleem anders analyseren.Talrijke biologische, psychologische en relationele factoren kunnen aan de basis liggen van seksuele disfunctie. Maar dikwijls loont het de moeite stil te staan bij de één essentieel punt: de scripts. Dat zijn normatieve, cultureel bepaalde en min of meer stroeve denkbeelden rond seks. Bij ons in het Westen kan men een klassiek heteroseksueel script als volgt samenvatten: de man of de vrouw heeft zin in seks, hij of zij benadert zijn of haar partner, het komt tot een voorspel met aanraking van de genitaliën, als de opwinding voldoende is voor een penetratie vindt die plaats, de man komt tot een orgasme en de coïtus is beëindigd. "Er bestaan talrijke manieren om seks te hebben, maar mensen beperken zich vaak tot bepaalde vormen, omdat ze worden beschouwd als normaal, moreel aanvaardbaar, gezond, niet pathologisch, enzovoort", benadrukt Philippe Kempeneers. "Die scripts kunnen de partners gedragingen opdringen die door één van beiden niet echt als plezierig worden ervaren, waardoor de opwinding en de erotische beleving achterwege blijven."Tot op heden kijken we aan tegen de erfenis van een patriarchale maatschappij, waar normatieve denkbeelden vooral draaiden rond de coïtus, terwijl andere vormen van prikkeling op de achtergrond verdwenen. Philippe Kempeneers wijst erop dat het rolpatroon binnen heteroseksuele koppels vaak toegespitst blijft op seksueel genot voor de man, veeleer dan voor de vrouw. "Binnen dit denkkader kan de man tijdens de seks het voorspel zo goed als overslaan", commentarieert de seksuoloog. "De kans bestaat dat de vrouw zich dit denkkader ook eigen heeft gemaakt en het impliciet aanvaardt. Daarom vindt ze het waarschijnlijk abnormaal dat ze geen lust of plezier voelt, en misschien heeft ze daar zelfs schuldgevoelens over." De 'coïtale obsessie' is de jongste tijd wel wat afgenomen, en maakt plaats voor een losser gedrag waarbij fantasieën weer meer ruimte krijgen. Recentere opvattingen over wat moreel is of niet hebben daartoe bijgedragen. Dat geldt ook voor bepaalde aspecten van de pornografie, zolang die niet leiden tot nieuwe dwalingen waarbij de vrouw andermaal wordt geconfronteerd met cultureel bepaalde verplichtingen waarin ze zich niet kan vinden.Bij de behandeling van seksuele disfunctie (afwezig libido, ejaculatio praecox, vaginisme, ...) bestaat één van de grootste uitdagingen er voor de seksuoloog en sekstherapeut in het belang van de overheersende scripts af te zwakken, zodat alternatieven in de plaats kunnen komen van het hokjesdenken. "Bij iedere vorm van seksuele disfunctie moet de behandelaar in eerste instantie zicht krijgen op normatieve denkbeelden die ertoe leiden dat de gevoeligheden van één van de partners genegeerd worden", concludeert Philippe Kempeneers.