Thierry Schaeverbeke (Bordeaux, Frankrijk) vroeg zich af wat de immunologische bijwerkingen van checkpointremmers zijn. Michot et al. (1) hebben een uitgebreid artikel geschreven over de reumatologische bijwerkingen. Maar niet alle checkpointremmers werken op dezelfde manier. Zo hebben Bertrand et al. (2) in 2015 aangetoond dat CTLA-4-antagonisten weinig effect hebben op de gewrichten en vooral gastro-intestinale bijwerkingen veroorzaken, terwijl PD-1- en PD-L1-antagonisten vaker gewrichtspijn veroorzaken.

CTLA-4-antagonisten of PD-1- en PD-L1-antagonisten

Laura Capelli et al. hebben de literatuur doorgenomen (3) en een systematische literatuurreview geschreven. 1-43% van de behandelde patiënten krijgt gewrichtspijn en 2-20% spierpijn. Er zijn gevallen van polymyalgia rheumatica beschreven met ipilimumab, de eerste CTLA-4-antagonist, die de weg heeft gebaand voor immunotherapie bij kanker, en de combinatie ipilimumab en een PD-1-antagonist.

"In de studie van Bordeaux bij 329 patiënten met een gemetastaseerd melanoom die werden behandeld met PD-1- of PD-L1-antagonisten, hebben 21 patiënten reumatische klachten gekregen. De mediane tijd tot optreden van een inflammatoir reuma was ongeveer 90 dagen (spreiding 1 dag tot 1-2 jaar). 13 van de 21 patiënten vertoonden ontstekingsverschijnselen en hebben goed gereageerd op een behandeling met corticosteroïden in lage dosering", legde de Franse specialist uit.

Een andere vraag is: "Hoe reageren kankerpatiënten met een voorgeschiedenis van een reumatische aandoening?" Menzies et al. beantwoorden die vraag in een recent artikel: die patiënten blijken goed te reageren op een immunotherapie (4).

Samenwerking nodig

Cassandra Calabrese (Cleveland, OH, VS) presenteerde de resultaten van een kleine studie bij 19 patiënten die een auto-immuunziekte vertoonden na immunotherapie. Drie patiënten hadden al een auto-immuunziekte voor de kankertherapie. De symptomen zijn ontstaan gemiddeld 4 maanden (spreiding 2 tot 213 weken) na de immunotherapie. De meeste patiënten werden behandeld met glucocorticoïden. Eén patiënt heeft een biologisch geneesmiddel gekregen. De reumatische symptomen zijn niet verdwenen na stopzetting van de kankertherapie. De ervaring van Rakiba Belkhir (Parijs, Frankrijk) is vergelijkbaar met die van zijn Amerikaanse collega. Een aantal van zijn patiënten die een auto-immuunziekte hebben ontwikkeld, kon terzelfder tijd worden behandeld met immunotherapie en corticosteroïden. Aangezien het aantal patiënten almaar stijgt, houdt de Franse specialist nu een gezamenlijk spreekuur met de oncologen.

De vraag is of checkpointremmers een vooraf bestaande sluimerende ziekte aan het licht brengen dan wel de ziekte veroorzaken. "We kunnen die vraag nog niet beantwoorden omdat geen enkele patiënt werd gescreend op een reumatische aandoening voor het starten van de immunotherapie", legde R. Belkhir uit.

Uit die sessie blijkt in elk geval dat samenwerking tussen verschillende specialismen en met name tussen oncologen en reumatologen vereist is om die bijwerkingen beter op te vangen, ook al omdat er binnenkort nieuwe immunotherapeutische middelen zullen verschijnen.

Calabrese C et al. Rheumatic immune related adverse events of checkpoint therapy for cancer: case series of an emerging nosologic entity. EULAR 2017 Abstract#OP003

Belkhir R et al. Rheumatoid arthritis occuring after immune checkpoint inhibitors. EULAR 2017 Abstract#OP004

  1. Michot JM et al. Immune-related adverse events with immune checkpoint blockade: a comprehensive review. Eur. J. Cancer 2016; 54: 139-148
  2. Bertrand A et al. Immune related adverse events associated with anti-CTLA-4 antibodies: systematic review and meta-analysis. BMC Medicine 2015; 13:211
  3. Capelli L et al. Rheumatic and musculoskeletal immune-related adverse events due to immune checkpoint inhibitors: A systematic review of the literature. Arthritis Care & Research 2016
  4. Menzies et al. Anti-PD-1 therapy in patients with advanced melanoma and preexisting autoimmune disorders or major toxicity with ipilimumab. Ann Oncol (2017) 28 (2): 368-376
Thierry Schaeverbeke (Bordeaux, Frankrijk) vroeg zich af wat de immunologische bijwerkingen van checkpointremmers zijn. Michot et al. (1) hebben een uitgebreid artikel geschreven over de reumatologische bijwerkingen. Maar niet alle checkpointremmers werken op dezelfde manier. Zo hebben Bertrand et al. (2) in 2015 aangetoond dat CTLA-4-antagonisten weinig effect hebben op de gewrichten en vooral gastro-intestinale bijwerkingen veroorzaken, terwijl PD-1- en PD-L1-antagonisten vaker gewrichtspijn veroorzaken.CTLA-4-antagonisten of PD-1- en PD-L1-antagonistenLaura Capelli et al. hebben de literatuur doorgenomen (3) en een systematische literatuurreview geschreven. 1-43% van de behandelde patiënten krijgt gewrichtspijn en 2-20% spierpijn. Er zijn gevallen van polymyalgia rheumatica beschreven met ipilimumab, de eerste CTLA-4-antagonist, die de weg heeft gebaand voor immunotherapie bij kanker, en de combinatie ipilimumab en een PD-1-antagonist."In de studie van Bordeaux bij 329 patiënten met een gemetastaseerd melanoom die werden behandeld met PD-1- of PD-L1-antagonisten, hebben 21 patiënten reumatische klachten gekregen. De mediane tijd tot optreden van een inflammatoir reuma was ongeveer 90 dagen (spreiding 1 dag tot 1-2 jaar). 13 van de 21 patiënten vertoonden ontstekingsverschijnselen en hebben goed gereageerd op een behandeling met corticosteroïden in lage dosering", legde de Franse specialist uit. Een andere vraag is: "Hoe reageren kankerpatiënten met een voorgeschiedenis van een reumatische aandoening?" Menzies et al. beantwoorden die vraag in een recent artikel: die patiënten blijken goed te reageren op een immunotherapie (4).Samenwerking nodigCassandra Calabrese (Cleveland, OH, VS) presenteerde de resultaten van een kleine studie bij 19 patiënten die een auto-immuunziekte vertoonden na immunotherapie. Drie patiënten hadden al een auto-immuunziekte voor de kankertherapie. De symptomen zijn ontstaan gemiddeld 4 maanden (spreiding 2 tot 213 weken) na de immunotherapie. De meeste patiënten werden behandeld met glucocorticoïden. Eén patiënt heeft een biologisch geneesmiddel gekregen. De reumatische symptomen zijn niet verdwenen na stopzetting van de kankertherapie. De ervaring van Rakiba Belkhir (Parijs, Frankrijk) is vergelijkbaar met die van zijn Amerikaanse collega. Een aantal van zijn patiënten die een auto-immuunziekte hebben ontwikkeld, kon terzelfder tijd worden behandeld met immunotherapie en corticosteroïden. Aangezien het aantal patiënten almaar stijgt, houdt de Franse specialist nu een gezamenlijk spreekuur met de oncologen. De vraag is of checkpointremmers een vooraf bestaande sluimerende ziekte aan het licht brengen dan wel de ziekte veroorzaken. "We kunnen die vraag nog niet beantwoorden omdat geen enkele patiënt werd gescreend op een reumatische aandoening voor het starten van de immunotherapie", legde R. Belkhir uit.Uit die sessie blijkt in elk geval dat samenwerking tussen verschillende specialismen en met name tussen oncologen en reumatologen vereist is om die bijwerkingen beter op te vangen, ook al omdat er binnenkort nieuwe immunotherapeutische middelen zullen verschijnen.Calabrese C et al. Rheumatic immune related adverse events of checkpoint therapy for cancer: case series of an emerging nosologic entity. EULAR 2017 Abstract#OP003Belkhir R et al. Rheumatoid arthritis occuring after immune checkpoint inhibitors. EULAR 2017 Abstract#OP004